Gabon
Een moeilijke opdracht in de jungle van het Monts Birougou Nationaal Park
Inleiding
Iedereen heeft al wel eens gehoord van olifanten wandelend op het strand, of van de "surfende" nijlpaarden op zee. Wel, dat zijn enkele van de natuurwonderen van het centraal-afrikaanse land Gabon. Maar er is nog veel meer natuurschoon te bewonderen, bijvoorbeeld in het nationale park Monts Birougou. Na wat gesurf op internet ben ik via WCS (World Conservation Society) in contact gekomen met de voormalig beheerder van dit park, Mr Jean-Jacques Tanga. Met zijn logistieke hulp heb ik drie maanden kunnen fotograferen in de nog ongerepte en interessante jungle, in het zuiden van Gabon. Samen met de net opgeleide 'ecoguards', Dimitri en Edgard verkennen we een klein stukje van het 690 km2 grote park.De voorbereiding
Hoe begin je nu aan zo'n foto-expeditie? Er zijn geen faciliteiten in het park en het is voor de twee gidsen hun eerste missie in het voor hen ook onbekende park. Zij kregen hun opleiding in het meer bekende nationaal park Lopé. Bedoeling is dat we telkens ongeveer drie weken in een permanent zelf gebouwd kamp blijven en van daaruit dagelijks op zoek gaan naar de fauna en flora van het park.Maar eerst moet je ter plaatse geraken; voor mij een hele onderneming. Eerst een vlucht van Brussel naar Libreville via Casablanca met Royal Air Maroc. Vanuit de hoofdstad met de transgabonais, de enige treinverbinding in het land, naar Lastourville. Normaal gesproken duurt deze rit ongeveer 10 uur, maar ergens halverwege stond de trein geblokkeerd. Een ietsje verder waren over een lengte van 200 meter de sporen stuk. Het heeft heel de nacht geduurd voor de spoorlijn hersteld was en de trein verder kon. Uiteindelijk geraak ik in Lastourville, waar ik een 'taxi-bus' neem naar Koulamoutou. Een helse rit over deels piste en, nog erger, stuk gereden asfalt. De chauffeur gebruikte liefst het gaspedaal volledig ingeduwd en als het echt niet anders kon, de rem. Blij dat ik heelhuids aangekomen ben.
In Koulamoutou staan de gidsen Dimitri en Edgard me op te wachten. In deze laatste 'stad' treffen we onze voorbereidingen voor de junglemissie. Al het kampeergerief wordt verzameld, en wat nog ontbreekt wordt aangekocht. We spreken van 3 tentjes, enkele grote zeilen, matjes en lakenzak, kookpotten en kookgerei, olielampen en niet te vergeten 5 liter lampolie, visnet, enkele machetes (grote messen), EHBO en nog wat kleine dingen. Daarbovenop moeten we hier onze voedselvoorraad aankopen. Vooral rijst, maniok en pasta met veel 'rommel' uit blik, het enige wat je in deze temperaturen min of meer kan bewaren. Uiteraard neem je nog wat persoonlijk materiaal mee, zoals voor mij al het fotogerief en klimmateriaal.
Alles is goed en wel ingepakt; 2 zakken fotogerief en kleren, 4 zakken met voedsel en 2 rugzakken met kampeermateriaal. Een "taxi-brousse', een Toyota pick-up, brengt ons een zestig kilometer verder tot aan een rivier. We kunnen niet meer verder want de brug over de rivier is sinds jaren ingezakt. De weg na de brug is intussen gedegradeerd tot wandelpad. Al het gerief wordt uit de jeep geladen. We gaan op zoek naar zes sterke mannen die het gerief kunnen dragen. Er rest ons nog een goede 23 kilometer tot aan het dorp Popa. Ikzelf droeg een fotorugzak (ongeveer 16 kilogram), en de tocht was een hel. Reden: een niet al te beste conditie en de tropische hitte.
Popa, een dorp in de periferie van het park, is de uitvalsbasis voor het verdere verloop van de missie. De chef van het dorp biedt me een kamer aan in zijn hut, telkens ik hier weer arriveer. Er heerst een relaxte en gezellige sfeer. Iedereen is vriendelijk en behulpzaam, kinderen komen benieuwd kijken, maar de allerkleinsten lopen huilend naar hun mama. Het is maar zelden dat hier een blanke passeert.
Nu nog de laatste etappe: te voet naar de 'kampplaats'. Twee dagen worden de gidsen en ik vergezeld door zes dragers. Het doel ligt in vogelvlucht nog geen 20 kilometer verder, maar er is geen weg naartoe. Dwars door de jungle geraak je maar traag vooruit. Je moet door moerassen en rivieren, glibberige bergen op en af. Met de machete wordt de doorgang vrijgemaakt. Soms gaat het ook gemakkelijk, maar dat duurt nooit lang. De gps stuurt ons de goede richting uit. Uiteindelijk na in totaal meer dan een week onderweg, bouwen we op de bestemming een kamp op in het regenwoud.
Het fotomateriaal en toebehoren
Er is niets waar je ter plaatse op terug kunt vallen, dus moet je alles voorzien. Zo had ik 3 fotocamera's bij met een hoop bijbehorende objectieven, flitsen, enkele converters, voorzetlenzen, kabels, enz... Maar er moest nog meer mee: een behuizing voor een fotoval, de zigview, twee imagetanken, de laptop en een onderwaterhuis (wat ik uiteindelijk niet heb gebruikt). Maar het allerbelangrijkste was de grijze koffer. Die bezorgde de energie voor al de apparaten die ik bijhad gedurende de twee maanden.Voor ik vertrok heb ik lang moeten zoeken naar een oplossing voor mijn energieprobleem. Uiteindelijk bracht het materiaal van het amerikaanse DCB (Digital Camera Battery) de uitkomst. Een zonnepaneel van 15W, een batte- rijpak van 80W, een kabel voor 5V, een kabel voor 12V en een omvormer naar 110V. 5V heb ik nodig voor het opladen van de batterijen van de epson image- tank en de zigview. 12V de CR123 batterijen, 110V voor het opladen van de batterijen van de D2X, D2H en D50; de AA(A) batterijen en de laptop. Dat klinkt allemaal goed, MAAR er rijst een groot probleem: dit materiaal kan niet meer tijdig geleverd worden... Dus in extremis naar een andere oplossing gezocht.
Uiteindelijk beland ik nu aan de grijze koffer. Daarin steekt het volgende: een loodzuurbatterij van 12V, 10A; E-sun zonnepaneel 12V, 12W; een omvormer 12V-220V en zes verschillende soorten laders. Een slordige 5 kilo dat weer extra meemoet. Het zelfgemaakt systeem heeft gewerkt, maar het zonnepaneel was iets te zwak. Eerste reden is dat een zonnepaneel enkel optimaal werkt bij zonlicht en vindt maar eens een open plek in de jungle! Tweede reden is dat het zonnepaneel enkel druppellaadt bij een loodbatterij, wat dus zeer tergend traag is. Gelukkig heb ik steeds kunnen blijven fotograferen, maar de laptop heb ik enkel kunnen gebruiken om te back-uppen, DVD's te branden en mijn dagverslag te schrijven.
Het eigenlijke fotowerk
Hoe zit het nu met het fotograferen in het oerwoud. Bedoeling is om een algemeen beeld te vormen van fauna en flora van het park. Persoonlijk ben ik vooral geïnteresseerd in primaten. Daarover zal ik nu wat meer vertellen. Voor ik vertrok heb ik op internet wat meer info gezocht, maar veel was er niet te vinden. Primaten zoals de chimpansee, gorilla, mandril en de cercopithecus solatus komen er zeker voor, maar voor de rest is het raden. In het Chaillu massief, waar het park deel van uitmaakt, zouden volgens sommige bronnen 20 verschillende soorten apen leven.Aangezien Dimitri en Edgard zelf voor de eerste keer hier komen, is het vooral eerst exploreren van de omgeving. Vijf dagen zijn we op zoek geweest en een aantal keren zagen we aapjes. Regelmatig konden we ze ook horen. Dimitri kon ze zelfs met een bepaalde roep lokken, maar om ze dan te fotograferen was onbegonnen werk. Deze ervaring had ik voordien al in Congo. Het beste is een plaats te zoeken waar de aapjes regelmatig passeren en ze verscholen opwachten. We vinden een plaats aan de oever van de Sibi-rivier. We maken met dikke takken en lianen een platform, op zo'n 10 meter hoogte. Daarop zet ik mijn schuiltentje en maak het wat vast met touwtjes. Een klimtouw wordt gehangen zodat ik dagelijks op en af kan gaan. De eerste dag begon al goed. Honderd meter voor ik aan de schuilhut zou arriveren, bleek alles onder water te staan. Het had in de bergen flink geregend en de rivier was buiten haar oevers getreden. Maar dat houdt me niet tegen. Het fotogerief zit veilig en wel in de Lowepro Dryzone 200 en mezelf wat nat maken kan geen kwaad in deze hitte. Zoekend naar evenwicht stap ik tussen de rietstengels. Enkele keren zak ik tot mijn poep in het water, maar uiteindelijk sta ik onderaan de boom waar mijn platform is. Het was wel moeilijk om mijn gordel aan te doen, zo staand in het water. Ook oppassen bij vertrek van de klim. Een klimtouw rekt wat, dus wanneer je er gaat aanhangen zakt die nog wat. Opletten bij vertrek dat je niet in het water geraakt. Eénmaal op het platform deed ik mijn laarzen en sokken uit en liet me rustig opdrogen. Ondertussen zette ik ook mijn fotogerief klaar. De 200-400 op het statief en de 70-200 klaar voor gebruik. Niet veel later kreeg ik al een eerste bezoek: steekbijen hadden al een weg gevonden naar mijn hut. Als je ze rustig laat doen, steken ze niet, maar het gezoem en gekriebel moet je wel kunnen verdragen. De steekbijen waren trouwens ook massaal aanwezig in het kamp. Toch ben ik maar één enkele keer gestoken en dat was wanneer ik mijn broek aandeed en niet gezien had dat er nog een bij in de broekspijp zat. Een andere keer werd ik geconfronteerd met een onaangename verrassing. Tijdens het avondeten, wanneer het donker is en we gezellig rond het houtvuur zitten, proefde ik iets eigenaardig. Ik steek mijn hoofdlamp aan en zie in mijn bord een twintigtal dode bijen liggen. Alhoewel het deksel op de kookpot stond, zijn de bijen er toch ingeraakt, maar door de hitte uiteraard geveld. Elke volgende hap controleerde ik eerst goed of er geen bijen meer inzaten. Dimitri en Edgard trokken zich er niets van aan en aten de bijen gewoon mee op.
De uren op het platform gaan voorbij. Er is steeds wel iets te zien, observeren is de boodschap. 11 uur, al 4 uur in de schuilhut, er is beweging te zien aan de overkant van de rivier. Een klein aapje springt van tak tot tak ... en nog één ... en nog één ...; Ik neem al wat foto's alhoewel ze te ver af zijn. Toch al een fantastisch schouwpel, zo'n aapjes ongestoord te zien in de vrije natuur. Ik had er geen idee van welke aapjes het waren, maar achteraf kwam ik te weten dat het dwergmeerkatten waren. Er bestaan maar 2 soorten, namelijk deze Miopithecus ogouensis en de meer zuidelijke Miopithecus talapoin. De aapjes trekken verder weg, maar ik zie ze nog vanuit een boomkruin de rivier over springen. Als bij wonder komen ze nadien mijn richting uit. Gespannen wacht ik af. Af en toe een foto nemen en dan passeren ze de schuilhut, maar goed verscholen tussen het dichte bladerdak. Achter mij komt er één nieuwsgierig piepen. Te laat om de zware tele van het statief te halen, maar ik heb nog de 70-200mm met 1,4X converter klaar liggen. Uit de hand neem ik een paar foto's tot het aapje weer verdwijnt tussen de bladeren. Een tweede keer heb ik deze dwergmeerkatten niet meer gezien.
De volgende dagen blijft het rustig. Het regent ook regelmatig en dieren zoeken dan beschutting. Gelukkig zit ik hoog en droog in mijn schuiltentje. Op dag vier is het terug prachtig weer en laten enkele apen zich in de verte zien. Ze zijn een pak groter dan de dwergmeerkatten en zijn bijna volledig zwart. Eén van hen kruipt hoog in de boomkruin en eet van de vruchten. Met de 200-400 met 2X converter kan ik enkele opnamen maken van de zwarte witneusmeerkat (Cercopithecus nictitans). De volgende dag zie ik weer een aap in dezelfde boom vruchten eten, maar dit keer is het een snormeerkat (Cercopithecus cephus). Enkele opnamen volgen. Drie soorten heb ik nu al gefotografeerd, maar de laatste twee zijn nog niet zo bijster goed. Toch ben ik al zeer tevreden want diezelfde aapjes kwamen ook in Congo voor, en daar heb ik ze niet deftig voor de lens gekregen.
Nog drie dagen te gaan in de schuiltent, want dan moet ik onherroepelijk vertrekken naar mijn volgende ontmoetingsplaats. Heel ver weg zie ik beweging in een boomkruin die torent boven het woud. Een zwarte witneusmeerkat is op zijn eentje aan het fourageren. Ik verlies hem een tijdje uit het oog, maar dan verschijnt hij aan de overkant van de rivier. Gedurende meer dan een uur kan ik hem observeren en fotograferen. Niet altijd even gemakkelijk in het dichtbe- groeide regenwoud, maar af en toe druk ik toch af. Zo stil hij gekomen is, zo stil vertrekt hij weer. Snel even kijken naar de beeldjes en ben tevreden.
Het platform wordt afgebroken, de eerste periode zit er op. We trekken nu naar een ander deel van het park. Wederom is het een heel gedoe om alles georganiseerd te krijgen. Zoeken naar proviand en dragers liep niet van een leien dakje en enkele inwoners van een naburig dorp weigerden de toegang tot 'hun' woud. Als we toch het woud in trekken, dreigden ze ons te volgen en 'iets' aan te doen. Gendarmes worden erbij gehaald en zelfs de gouverneur van het district mengt zich in het debat. Een week heeft dit gedoe geduurd en was zelfs nationaal nieuws in Gabon.
Een deel van de proviand was al gebracht door Jean-Jacques medewerkers, en dat vulden we aan met wat we hier nog konden vinden. Zo ging er nog een hoop maniok, twee kippen en een geit mee. Het vlees werd gerookt zodat dat toch een week te eten blijft. Levend mogen ze niet mee het woud in, want dat trekt roofdieren aan.
Uiteindelijk zit ik weer in een kamp in de brousse, een kleine kilometer van een 'baai'. Op deze open plek in het oerwoud heb je kans om grote dieren te zien als olifant en buffel. Wederom maken we een platform, maar om er te geraken was niet van de poes. Een moeras van 50 meter breed maakt het moeilijk om er te geraken. Met wat kleine boomstammen creëren we een pad, maar balanceren is de boodschap. Uiteindelijk zit ik weer hoog en droog in mijn schuiltent. Net zoals vorige keer laat ik na elke dag mijn fotogerief achter, goed verpakt in een waterdichte Ortlieb-zak. Er passeert hier toch niemand en het is beter dan elke dag het fotogerief mee te sleuren. Tijdens de elf dagen op het platform zijn er niet zoveel grote dieren gepasseerd. Wel kreeg ik een aantal keren bezoek van de snormeerkat, die ik goed heb kunnen fotograferen. Ook verschillende soorten vogels lieten zich zien en de zeldzame en bedreigde 'cephalophe nigrifrons' laat zich enkele keren zien. Deze kleine antiloopsoort is nog maar zelden in het wild gefotografeerd. Maar al het wachten wordt goed gemaakt door één welbepaalde soort primaat. De achtste dag word ik wakker geschud door geroffel. Ik herken direct het geluid, want dat had ik al eens eerder gehoord in Congo. Het is een westelijke laaglandgorilla die op zijn borst klopt. Mijn hart begint sneller te kloppen, al mijn zenuwen staan gespannen, speurend over de baai. Aan de andere kant zie ik een volwassen gorilla een paar meter hoog in een boom hangen, met een plantewortel in zijn mond. Hij staart mijn richting uit, evenals een tweede exemplaar waarvan de kop juist boven het gras uitsteekt. Ze vinden het schuiltentje maar een eigenaardige boom, maar ze rennen niet weg. Maar een ietsje later vluchten ze toch weg het woud in. Ergens achter me viel een zware tak met gekraak op de grond, wat de twee gorilla's deed opschrikken. De rest van de dag hebben ze zich niet meer laten zien. Maar drie opnamen heb ik toch al kunnen maken en hoop dat ze nog eens passeren. In ieder geval weet ik dat er gorilla's in de buurt zijn.
De laatste dag op het platform. Het is akelig stil in het woud, toch is het stralend weer. Ik zit weer te wachten, eet mijn spaghetti op, de middag is gepasseerd. Nog enkele uren te gaan en het zit erop. Maar het geluk is met mij. Ik hoor weer tromgeroffel. Een half uurtje later verschijnt er op dezelfde plaats een gorilla. Rustig eet hij van het groene gras. En daar blijft het niet bij. Nog twee volwassen gorilla's en twee jongen komen er bij. Gedurende een uurtje kan ik een vredige familie gorilla's observeren en fotograferen. Nadien vervolgen ze hun weg. De hele missie kan niet meer stuk.
Uiteindelijk heb ik toch vier verschillende soorten primaten kunnen fotogra- feren: de zwarte witneusmeerkat (Cercopithecus nictitans), de snormeerkat (Cercopithecus cephus), de noordelijke dwergmeerkat (Miopithecus ogouensis) en de westelijke laaglandgorilla (Gorilla gorilla gorilla). De mandril en de zwarte colobus heb ik enkel gezien, de chimpansee heeft wat sporen achter gelaten. De enkel in Gabon voorkomende Cercopithecus solatus heb ik spijtig genoeg niet gezien, alhoewel die regelmatig strooptochten houdt op de plantages van de inwoners. Daar ben ik wegens omstandigheden niet geraakt.