Peru
Een reisverslag
inleiding
Tijdens het indoorklimmen, mijn favoriete sport, geraak ik aan de praat met Marc, een collega natuurfotograaf. Hij werd meegevraagd door een paar ervaren alpinisten om een poging te doen de Huascaran te beklimmen. Tijdens een rit naar de blok-klimzaal vroeg Marc of ik geen zin had om een paar maanden mee naar Peru te gaan. Het plan om gedurende een maand Japan te bereizen was iets voordien toch afgeblazen, dus lang moest hij niet wachten op een positief antwoord. We vragen alle twee loopbaanonderbreking aan. Terwijl we al een paar weken in Peru waren, kreeg Marc per e-mail pas de goedkeuring, gelukkig. Voor mij was de loopbaanonderbreking op voorhand geregeld. 28 april was mijn laatste werkdag en op 5 mei stapte ik op het vliegtuig, op 20 juli keerde ik terug. Terwijl Marc zijn dia's inkaderde begeleidde ik nog een groep jongeren voor 12 dagen Corsica. Uiteindelijk mocht ik op 7 augustus terug gaan werken ; toch even aanpassen.De bedoeling van deze iets langere reis was met een hoop goede dia's terug te komen, met vooral de nadruk op de natuur uiteraard. Qua cultuur en bevolking hebben we zo goed als niets, omdat ons dat ook maar weinig interesseert. Wat hebben we zoal gedaan ?
De eerste week hebben we een stukje onbekend binnenland verkend, nl de omgeving van Huallay. Aan het informatiebureau te Lima hebben we foto's gezien van Huallay Nacional Santuary, niet terug te vinden in onze reisgidsen. Alleen daar geraken is al een ervaring, zeker wanneer je geen spaans kent.
3 vrienden, Luc, Benny en Hilde vergezellen ons de volgende vier weken. Doel: beklimming van de Huascaran, Peru's hoogste top. Uiteindelijk niet gelukt, maar toch hebben we een hoogte van bijna 6000m bereikt. In ieder geval een ervaring. De drie vrienden worden vervangen door natuurfotograaf Tom, die de rest van de reis meegaat. Vooral het tropisch regenwoud staat op het programma, wat als fotograaf een echte uitdaging is. We eindigen nog met een bezoek aan de zeeleeuwen aan de kust van Paracas.
Alhoewel we toch een langere tijd daar geweest zijn, heb ik behoefte om terug te keren ; het land heeft zoveel te bieden.
Huallay national Sanctuary
In de American Explorers Club, proberen we wat informatie te vergaren over het Junin meer. De meeste reisboeken zeggen dat het Titicacameer het hoogst gelegen meer van Peru is, maar dat is niet waar. Met zijn hoogte van 4200m, ligt het meer Junin beduidend hoger, maar het verschil is dat deze niet bevaarbaar is. Op de kaart van Peru lijkt het meer niet zo veraf, maar toch is het moeilijk om er te geraken. Het ligt in het voor de toerist minder bekende binnenland. We vinden één verslag waar de persoon in de wolken is van het bezoek. Voor de vogelliefhebber een waar paradijs. In een informatiebureau komen we te weten dat niet ver van het meer een Nationaal Park is, Huallay Nacional Santuary. We besluiten daar ook even te passeren. Op het einde van de dag hebben we eindelijk een busmaatschappij gevonden die vervoer heeft naar La Oroya, een mijnstad ergens halverwege de rit. Om 11u45 stappen we als enige passagiers op een grote bus."Is dit de juiste bus", vraagt Marc. De bediende reageert positief. We zetten ons op de genummerde plaatsen en laten al het lawaai van de stad over ons gaan. Aan de rand van de stad stopt de bus aan een grote busterminal. De chauffeur zet de motor stil en begeeft zich naar een kraampje, waar hij iets bestelt voor te eten. Intussentijd stappen er passagiers op. Oef, we moeten niet als enige mee. We hebben te vroeg victorie gekraaid. Uiteindelijk na een uur zit de bus zo goed als vol. Naarmate we verder het binnenland inrijden, wordt de omgeving interessanter. Door een relatief smalle kloof stijgen we gestaag. We volgen een wilde rivier stroomopwaarts. We passeren een bergpas op 4818m, wat meteen voor Marc en mij een hoogterecord is. Tegen valavond bereiken we La Oroya, waar we nog even de sfeer opsnuiven van het plaatselijke marktje. Zowel Marc als ik hebben een beetje hoofdpijn, een aanduiding van lichte hoogteziekte.'s Morgens bekijken we vanuit ons raam de vuile rook die uit de schoorstenen gespuwd wordt. Het zwarte roet steekt fel af tegen de grijswitte bergen die zich in de verte bevinden. Nadat we enkel onze tanden gepoetst hebben, want iets anders durfde ik niet wassen in de vuile badkamer, zijn we reeds om 7 uur op zoek naar een busje richting Junin. Een taxi brengt ons naar een kleine busterminal ; een minuut later zijn we al op weg in een gammel busje. Terwijl ik met mijn knieën geprest zit tussen de banken, geniet ik van de omgeving. De rit gaat door een schots landschap. geen bomen te zien, enkel maar wat gras, mos en meertjes. Zwarte ibissen vliegen weg wanneer we passeren, alpaca's en lama's storen zich niet aan ons. Aangekomen te Junin dolen we wat rond. "Heb je geen honger?" vraagt Marc. "Eigenlijk wel, we hebben vanmorgen nog niets gegeten." We kopen kleine broodjes en wat noten in een klein winkeltje. Het droge brood krijgen we moeilijk door onze keel, zeker zonder beleg. Gelukkig hebben we elks nog een blikje cola gekocht, zodat we alles kunnen doorspoelen. De noten daarentegen zijn verrukkelijk. "Wat nu aangevangen?" vraag ik. "Laten we op zoek gaan naar een informatiebureau". En we dolen wat rond in het dorp. Het plein in het centrum is de moeite waard, maar iets of wat informatie is niet te vinden. Uiteindelijk staan we terug aan de busstop, waar we dan een taxichauffeur aanspreken. Hij brengt ons naar het politiebureau ... gesloten. De bibliotheek ... gesloten. Het informatiebureau ... open. We bedanken de chauffeur en treden binnen in het bureau, gelegen onder een toren op het mooie plein. Een oudere vrouw laat ons een plan zien van het meer en geeft iets meer uitleg. Er is in het park niets voorzien, je moet dus alles zelf meenemen. Informatie over Huallay heeft ze niet, maar ze weet wel hoe je er moet geraken. "Wil je eens op de toren?" vraagt ze. We zeggen niet nee. Het uitzicht is prachtig. Het meer is duidelijk te zien, met daarachter de hoge toppen van de Andes. We nemen uiteraard wat foto's en bedanken onze informante.
De volgende stap is een bus naar Carhuamana, een half uurtje verder. Net zoals met de busreis naar La Oroya staat er in het begin van de rit iemand een hele uitleg te doen vooraan in de bus. De bedoeling is een produkt voor te stellen om nadien te verkopen. Meestal zijn het bolletjes. In het restaurant te Carhuamana worden we even opgeschrikt door twee gillende meisjes die al lopend passeren. Ik kijk even naar Marc met gefronste wenkbrauwen. Een jonger meisje stormt plots voorbij met een enorme kikker in haar hand, zeker wel 25 cm lang. Dat meisje komt later nog gefascineerd kijken naar de tekening van de kikker die Marc ondertussen heeft gemaakt. We wandelen met al onze bagage door het dorp in de richting van het meer. Een eindeloze vlakte strekt zich uit voor ons. We nemen onze toestellen uit de zak en amuseren ons de rest van de dag met fotograferen. Verdorie zeer moeilijk, want de vogels zijn nog schuwer dan bij ons in België. Regelmatig worden we aangesproken door schapen- en alpacaherders, maar we verstaan bijna geen spaans. 's Avonds zetten we onze tent op achter een muurtje, maken een vriesdroogmaaltijd klaar, eten en drinken water en na een babbeltje kruipen we in onze tent.
Vooraleer de volgende dag te vertrekken, laten we het ijs dat zich op de tent gevormd heeft eerst smelten en opdrogen door de zonnestralen. Een onvriendelijke herder jaagt ons weg, al weten we niet waarom. Iets later staan we terug in Carhuamana waar we eerst broodjes en water kopen. Een bus brengt ons tot de afslag naar Huallay. Een jongetje staat er met een duwkarretje met daarin allerhande versnaperingen en benodigdheden. We kopen twee zakjes gezoute popcorn. We hebben het nog niet op of daar stopt een minibusje. We vragen ons af of we er nog bij kunnen, maar voor de chauffeur is het geen probleem. De rugzakken gaan op het dak, wij duwen ons tussen de mensen. We hebben wel wat bekijks, vooral door de kinderen. Af en toe krijgen we een glimlach toegestuurd, zalig. Na twee uur over een stoffige piste komen we aan de toegang van het nationale park. We stappen als enige uit. De bus geeft gas en daar staan we dan alleen. Een klein bureautje en een groot houten bord duiden de toegang aan. Terwijl ik mijn toestel neem om een klein kikkertje te fotograferen, gaat Marc naar het huisje. Marc doet teken dat ik moet komen. We moeten ons in een boek melden, maar we moeten niets betalen. De jongen leidt ons naar het huisje verderop, waar een vriendelijke man woont. Hij houdt toezicht op het park. We mogen onze tent iets verder op het gras zetten. We halen ons fotogerief boven om deze momenten vast te leggen. De omgeving is prachtig, vooral de fantastische rotsformaties, waarvoor dit park opgezet is. Verschillende rotsen hebben een vorm van een dier of voorwerp, zodat ze een naam hebben. Later op de dag worden we getrakteerd op een ferme hagelbui. Gelukkig waren we niet ver van de tent verwijderd.
Onder een felle zon wandelen we langs een bruine rivier die zich kronkelend door het met groen gras en mos begroeid dal wringt. We zijn onderweg naar warmwaterbronnen op vier km van onze kampplaats. Een enkele truck en een jeep passeert ons. Een kleurrijke begrafenisplaats wordt onderhouden door een paar mensen. We komen aan bij de bronnen. De muren van de gebouwen storten bijna in, de zwembaden zijn leeg, alles is verlaten. Of toch niet ? Iets lager in het dal zien we een paar jongens spelen. De ouders zitten rustig in het gras. We zeggen "ola", wat goedendag betekent. We krijgen een verbaasde, maar vriendelijke glimlach terug. We worden geconfronteerd met een ter ziele gegane mijn. Je krijgt er een beetje kippevel van. De inwoners zijn iets later weg. We merken dat er op de plaats waar zij zaten een kleine plas bevindt. Bij nadere inspectei blijkt het een warmwaterbron te zijn. We doen onze kleren uit en genieten van het warme water. Spijtig genoeg voel ik me niet zo denderend ; mijn hoofd barst, ik heb de neiging over te geven. Ik laat Marc achter en stap als een zombie terug naar de kampplaats. Ik neem mijn matje en slaapzak en leg me die middag een paar uur te ruste.
Juist buiten het park is er een klein dorpje bestaande uit 20 huizen, 1 winkeltje, 1 restaurantje en een schooltje. Het winkeltje is onze voorraadkast en in het restaurantje kan je enkel stevige, voedzame soep krijgen. Maar wat moet een mens meer hebben? De rest van de dagen houden we ons bezig met het fotograferen van vooral vogels, 't is te zeggen, als je ze dicht genoeg voor de lens krijgt. We trekken er dan alleen op uit. In het park zijn ook routes uitgezet, waarvan ik "routa 1" volg. Het is zalig om zo alleen in de natuur rond te wandelen. Je hoort elk geluid. Je zintuigen staan op scherp, want al wat je hoort of ziet, kan je misschien op dia zetten. Ik passeer rotsformaties die namen dragen zoals "El cobra", "La tortuga" en "El caracol". In een grot zijn er ook nog een paar voorhistorische rotstekeningen. Ik zie een roofvogel vliegen, dichterbij vliegt een specht weg. Boven een watertje vliegt een kolibri in zijn typische stijl. Je ziet veel op zo'n tocht, maar de vogels zijn moeilijk te fotograferen. Een dode vos, insekten en landschappen zijn gemakkelijker in beeld te brengen.
0p 13 mei keren we terug naar Lima. We nemen afscheid van onze gastheer en geven hem een klein bedrag voor zijn perfecte diensten. Een minibusje brengt ons naar Cerro de Pasco, weer een mijnstad waar bitter weinig te zien is. Aan de busterminal kopen we een ticketje voor een nachtbus naar Lima. Na een lekkere maaltijd van kip, groenten en frieten, doorgespoeld met een lekker pint bier, stappen we op de bus. Tijdens de nachtelijke tocht heb ik weinig geslapen. De bus stopt regelmatig en telkens komen er verkopers van allerhande dingen op de bus ; Je wordt telkens wakker. Om drie uur 's nachts zijn we terug in Lima. We nemen een taxi tot vlakbij ons hotel. Om de eigenaar Toon niet te storen, blijven we de rest van de nacht op het strand liggen. Naarmate het lichter wordt, zien we dat het strand een vuilnisbelt is. Gelukkig zien we over de zee pelicanen, schaarbekken en humboldt genten vliegen. Ook allerhande meeuwen vliegen over. We worden in het hotel binnengelaten en genieten van een lekkere tas thee. Ik geef ook de sleutel van kamer 3 terug, want ik had die nog in mijn broekzak zitten. In een internetcafé bekijken we e-mailtjes. Marc krijgt via Benny te horen dat zijn loopbaanonderbreking goedgekeurd is. De maand verlof wordt vervangen door drie maanden. Dit goede nieuws vieren we in een hamburgerrestaurant. 's Avonds ontvangen we Benny, Hilde en Luc in het hotel en brouwen al een stevig feestje. Zij zullen ons de volgende maand vervoegen. Op het programma staat klimmen, klimmen en nog eens klimmen.
El Mismi
Een uur later dan voorzien komt onze arriero met zijn twee ezels aan. Hij verdeelt de bagage op de ruggen van de dieren en zonder iets te zeggen zijn we op weg. De zon brandt stevig, we beginnen rustig te klimmen. Nadat we langs een overgebleven incapad ettelijke cactussen voorbijgewandeld zijn, komen we aan een verharde weg. We volgen die meer dan een uur. Dan slaan we een pad in die steil het dal uitgaat. In het begin gaat het nog redelijk. Je hijgt wel voortdurend en voelt dat je toch adem te kort komt. Naarmate we verder vorderen, wordt het moeilijker. Er komt geen eind aan de klim, het tempo verzwakt zienderogen. Echt genieten van de droge, kale omgeving kan ik op dat moment niet. Het is je verstand op nul zetten en blijven doorgaan. Uiteindelijk na wat gezwoeg in de felle zon laten we het steilste stuk van de dag achter ons. Over een glooiend landschap wandelen we naar ons eerste overnachtingsplaats. We zetten onze tenten naast een klein huisje van een oud koppel.Ik voel me redelijk moe, maar ja, we zitten hier al op 4200 meter hoogte.Tegen de avond zien we een kudde schapen, alpaca's en lama's onze richting uitkomen. Ze aarzelen wanneer ze langs onze tenten moeten. Ze wachten tot uiteindelijk een paar hun kans wagen. Tegen een verhoogd tempo lopen ze naar de plaats tussen de stenen omheining. Vanuit hun vertrouwde plek houden ze ons in de gaten. Het wordt donker en iedereen legt zich ten ruste. Het kleine riviertje dat iets verder op de pampa stroomt is voor een deel bevroren. De nacht met een open hemel heeft alles fel afgekoeld, maar wij hebben er niets van gemerkt door ons goede materiaal zoals o. a. een donzen slaapzak en thermisch matje. Niet alleen is het riviertje bevroren, maar ook het water in onze waterzakken was één blok ijs. Het heeft wat moeite gekost om dat er uit te krijgen. Terwijl we ons ontbijt verorberen merkt Benny een klein ballonnetje op aan het achterste van één van de burro's (soort ezeltje). Het wordt groter en spat uiteen. Twee poten komen te voorschijn, en met behulp van de arriero wordt er een klein ezeltje geboren. We trekken verder met één ezel, die wat extra bagage op zijn rug krijgt. Het is aangenaam wandelen over de puna. De zon is alom aanwezig. Een klein briesje fleurt de stilte wat op. Af en toe stop ik om de weinige planten of dieren die ik tegenkom en natuurlijk de adembenemende zichten te fotograferen. Aangekomen aan een kam wachten we tot we weer bij elkaar zijn. De arriero met burro heeft geen keuze. Hij moet met zijn ezel het dal volgen en op het einde proberen omhoog te geraken. Wij daarentegen kunnen kiezen om langs een kanaaltje langs de flank van de berg te gaan. Dit kanaaltje is ooit door de Inca's aangelegd om de akkers meer beneden van water te voorzien, wat tot nu toe nog steeds gebeurd. Spijtig voor de ezel is het pad te smal en is de kans groot dat zij bij eventuele misstap een poot breekt. Het voordeel bij het volgen van een kanaaltje is dat je geleidelijk aan stijgt, wat niet zo vermoeiend is. We arriveren ongeveer gelijktijdig aan de 'bron' van het kanaaltje, waar wel duizenden rupsen van dezelfde soort wriemelen tussen het vochtige gras. Het zachte stijgen is gedaan, want links van ons staat een steile puinhelling ons al uit te lachen. Met de zware rugzak schuiven we steeds een stuk achteruit na elke stap. Toch geraken we na veel gezwoeg boven. Mijn palladiums zien af, wat niet zo verwonderlijk is ; die zijn hiervoor niet gemaakt. Aangekomen te kamp 2 leg ik na het opzetten van de tent me te slapen en voel me later wat beter. Om niet te spreken van een snelle weersverandering, valt de avond al wat vlugger. Tijdens het maken van ons avondmaal, pakken zeer dikke, zwarte wolken zich samen. Het duurt niet lang of een zeer koude wind raast door het dal. Ook de sneeuw laat niet lang op zich wachten. Gelukkig hebben we voor onze arriero een shelter gemaakt van onze poncho's, hij had enkel een paar dekens bij voor de nacht. Hier bekent hij ook dat hij nog nooit zo hoog in de bergen overnacht heeft. Tenslotte zitten we toch ongeveer op een hoogte van 4800m, de hoogte van de Mont Blanc. De volgende dag staan we weer op onder een stralende zon.De dunne sneeuwlaag moet er na een tijdje aan geloven. Ondertussen zijn we weer al een eind verder. Uitgezonderd een drinkebus water, koekjes en snoepgoed en wat warme kledij, laten we alles achter in de tent. Al gauw overschrijden we de sneeuwgrens. We binden onze stijgijzers onder onze schoenen en wagen de eerste stappen in de sneeuw. Voor mij is het de eerste keer. Het is gewoon zalig om in deze fascinerende omgeving te vertoeven. Eindeloze zichten, geen enkel teken van beschaving, zelfs geen voetsporen in de sneeuw, uitgezonderd die van onszelf. We zijn dit jaar de eersten die de beklimming ondernemen. Met stijgijzers losliggende rotsen beklimmen is geen lachertje, maar we komen goed en wel boven. Aan de top genieten we heel even van het prachtige uitzicht. Mijn hoofd staat weer op barsten, de boodschap is dadelijk ... terug afdalen. Je moet wel oppassen dat je niet over je eigen voeten struikelt, t'is te zeggen dat je stijgijzerz niet in je broek blijven hangen. Je valt voorover, glijdt over de sneeuw, kunt niet meer stoppen (tenzij je je met de piolet kunt tegenhouden) en komt veel dieper ergens ten val. De meeste ongevallen gebeuren op die manier. Het is de euforie van de geslaagde beklimming, maar de afdaling behoort nu eenmaal tot een beklimming. Deze is pas succesvol als je beneden bent. We breken de tenten op en wandelen nog tot kamp 1. O ja, We hebben de top van de El Mismi bereikt die volgens onze primitieve kaart 5525m bedraagt. De eerste beklimming is gelukt. Nu nog een dagje afdalen tot aan Chivay. We opteren om dit te doen via een omweg. De afdaling langs losse stenen, verzakkingen en kabbelende riviertjes is zeker de moeite waard. We bereiken Coparaque vanwaar we een halfuurtje moeten minibussen tot aan Chivay, onze uitvalsbasis. Die avond verwennen we onszelf in een welbekend goed restaurant en trakteren onszelf op alpaca brochetta, alpaca especial, etc.
De terugtocht naar Arequipa met de bus en de rest van de dag mocht zo snel mogelijk aflopen, want ik was geveld door een serieuze zonneslag. Als een zombie ben ik de dag doorgeworsteld. De vier uur op de bus heb ik niets van de omgeving kunnen zien, in Arequipa heb ik enkel de vier muren van mijn hotelkamer gezien. Die avond zijn mijn vrienden wel op stap geweest en hebben een trip kunnen versieren naar de 'Chachani', een vulkaan van meer dan 6000m hoogte. Marc heeft de volgende morgen wel een kater, maar dat houdt hem niet tegen.
El Chachani
De morgend wordt gevuld met inkopen doen. Rond 13u00 kruipen we in een toyota landcruiser die ons naar de voet van de vulkaan zal voeren. Een fransman, getrouwd met een peruaanse, vergezelt ons. Hij is een klein reisbureautje begonnen en zoekt avontuurlijke uitstappen. Dit is een uitdaging voor hem.De drie uur durende rit is niet vervelend. Even buiten de stadskern worden we geconfrontreerd met armoedige huisjes. In de schaduw van de machige vulkaan Misti (niet verwarren met Mismi) leven vele mensen hier in armoede. Met afval proberen ze toch nog een leven op te bouwen. De asfaltweg maakt plaats voor een verharde weg. Grote putten en verzakkingen laten niet lang op zich wachten. Eénmaal moesten we uitstappen, want de chauffeur vertrouwde het niet zo. Wat later zien we op het hoogplateau enkele vicuna's ; je weet wel, de meest bedreigde van de vier soorten lama's. Spijtig genoeg hebben zowel Marc als ik geen telelens bij ons. We slaan een smal zijweggetje in en al kronkelend bereiken we kamp 1 op al een hoogte van 4900m, zonder dat we een voet hebben moeten verzetten. De tenten staan snel op, Luc zorgt voor een beschutte plaats om te koken. Al snel liggen we in de warme slaapzak. De volgende dag is Marc nog niet van zijn kater af (het zal dan wel iets anders zijn), maar toch geraakt hij de 300m hoger. Het is een rustige dag en ik voel me in topconditie. Ik geniet met volle teugen van de wijdsheid. Het stijgen gaat me goed af, ik word niet meer geplaagd door hoofdpijn. Marc daarentegen ligt de rest van de dag in de tent en hoopt op beterschap. Wij zitten ook snel in de tent, maar niet om al te slapen, wel om te koken en eten. Er is een stevige, ijskoude wind opgestoken. Alhoewel ik dik aangekleed ben, d. w. z. thermisch ondergoed, een fleecejas, een donzen jas, een dikke gore-tex regenjas, dikke handschoenen, bivakmuts en fleecebroek, kan je niet al te lang in deze koude zitten. Vanaf je in de tent uit de wind zit, is het lekker warm. Een kookvuurtje helpt mee, enkel oppassen voor het tentzeil, hé Luc.
Om drie uur 's nachts staan we op. We willen vertrekken maar de harde wind houdt ons tegen. Om halfvijf wagen we het toch. Gewapend met onze Petzl, stijgen we langzaam in het donker. Al gauw begin ik zwaar te ademen, maar hou vol. Onze fransman daarentegen geeft na een aantal passen al op en verkiest terug te keren nu het nog kan. Luc en ik arriveren als eerste aan de kol. Het is nog steeds ijskoud en de wind blaast nog onverminderd door. Wel genieten we van de opkomende zon met prachtige kleuren als gevolg. Terwijl Hilde, Luc en ik besluiten terug te keren, wagen Benny en Marc een poging. Uit veiligheidsoverwegingen en weinig ervaring kies ik voor het zekere. Terwijl we gezellig in de tent een beetje tateren, zien Benny en Marc af. We zijn blij dat we ze heelhuids terug zien, want de wind is zelfs weer wat toegenomen. Benny is tot op de voortop van 6025m geraakt, maar kon niet verder over de kam, de wind blies hem letterlijk weg. Marc zag het fysiek niet zitten, maar heeft toch de 5950m gehaald. Wanneer ik hem in de verte op de sneeuwvlakte zie afdalen, blaast de wind de stofsneeuw hoog de lucht in. Uitgeput komt hij aan de tent. Terwijl Benny en Marc rusten, breken wij de tent op en laden alles in de rugzakken. Tegen drie uur zitten we in de toyota jeep.
Beklimming van de Pisco
Na een vlucht met Tan van Arequipa naar Lima, een dagje Lima en een nachtbus naar Huaraz, zijn we klaar om nog twee beklimmingen te ondernemen. Als opwarmer in het bekende peruaans klimgebied, de Cordillera Blanca, kiezen we voor de 'Pisco'. Alvorens te vertrekken moeten we nog inkopen doen. We lopen over een grote overdekte markt, waar je neus geprikkeld wordt door allerhande geuren, al dan niet aangenaam ; rottend vlees bijvoorbeeld is niet zo aangenaam. Gevilde guinese biggetjes is een raar zicht. Aan een kraampje, uitgebaat door een supervriendelijk peruaans koppel kopen we verschillende soorten noten en rozijnen, om ons af en toe aan te sterken. We denken ook lang na of we een poging zullen ondernemen de Huascaran te beklimmen, maar we komen er nog niet uit. Is er al iemand dit jaar op de top geweest, zijn de condities goed en betrouwbaar, is er lawinegevaar, zijn we in optimale conditie, enz... Nog vele vragen waar we nog geen antwoord op hebben gevonden.Bijeengepropt in een collectivo razen we tegen een hels tempo over de goed geasfalteerde weg. Heel regelmatig wordt er gewisseld van passagiers, een minibusje wordt veel gebruikt door de plaatselijke bevolking. Ondertussen schrijven we onze namen op een stuk voorgedrukt papier. Deze wordt aan een politiecontrolepost gegeven, alhoewel er van controle niet veel te merken is. Vooraleer we allen uit de minibus zijn liggen onze rugzakken al in een taxi. Te Yungay moeten we overstappen om naar ons vertrekpunt te geraken. Genietend van de omgeving schakelt onze chauffeur regelmatig tussen eerste en tweede versnelling. De weg is niet geasfalteerd, stofferig en steil. Nadat we primitieve huizen gepasseerd zijn, komen we aan de ingang van het nationaal park, waar we een ticket kopen. We vullen onze namen en paspoortnummer in en betalen 65 sol voor het ticket dat een jaar geldig blijft. Na het passeren van twee schitterende meren in de hooggelegen kloof, stappen we uit aan ons vertrekpunt. De taxichauffeur smeert ons nog extra kosten aan voor het vervoer van de zware rugzakken, maar voor de zekerheid vragen we hem toch terug om ons binnen drie dagen terug op te halen. De rugzakken op de rug en dan beginnen we te ... dalen. Jawel, we moeten eerst even een wilde rivier oversteken vooraleer weer te stijgen. Het mysterieuze bos langs de oevers van de rivier is al gauw achter ons. We beginnen te stijgen en na enkele passen begin ik al te hijgen. Even mijn tempo aanpassen en blijven doorgaan. Ondertussen ben ik gewend aan de hoogte en de rugzak, zodat ik al wat meer kan genieten van de omgeving. Er worden ook weer wat meer foto's getrokken. Deze dag blijven we ook nog in het groen. De kampeerplaats bevindt zich aan een klein stroompje, waar we water uithalen voor het bereiden van ons avondmaal. Het wordt weer berekoud, maar dat weerhoudt Marc en ik niet om foto's te trekken van een verlicht tentje onder de wolkenloze sterrenhemel.
We binden een touw rond een rotsblok en dalen af naar het morenedal. We zijn al een uur op weg en hebben al een kleine klim achter de rug. De afdaling naar het morenedal is ook te doen zonder touw, maar elke rotsblok is onbetrouwbaar; ligt ze nu los of niet? Zeker spelen is de boodschap. Ook het pad vinden in het dal gaat niet van een leien dakje. De steenmannetjes camoufleren zich tussen het puin. Met veel moeite springen we van steen tot steen tot we de overkant bereiken van het dal. Even steil eruit geraken om vervolgens verder te klimmen. We zijn blij dat we er allen zonder kleerscheuren doorgeraakt zijn want op onbetrouwbare ondergrond kunnen er veel ongelukken gebeuren. We bereiken het morenekamp, gelegen op 4935m hoogte. Er staan al een paar andere tentjes opgesteld, vergezeld van één canadese vrouw. Zij ziet de beklimming niet zitten en laat het over aan haar kameraden. We zetten onze twee tenten erbij. We hebben nog een hele middag te vullen. Ik rust lekker uit in het aangename zonnetje, genietend van de spectaculaire omgeving. Marc en Benny amuseren zich in ijsgrotten ietsje hoger op de flank van de berg. We verwelkomen de klimmers die de top gehaald hebben, alhoewel ze tot het uiterste hebben moeten gaan. Zonder enige voorbereiding hebben ze deze klim ondernomen met twee peruaanse gidsen. Niet moeilijk dat je afziet; hoe kun je dan nog genieten? Normaal gezien zouden ze diezelfde dag nog afdalen naar kamp één, maar niemand zag dat nog zitten. Ze wensen ons succes met onze poging de volgende dag.
Sneeuw valt op onze hoofden, waar een Petzllamp voor ons de omgeving verlicht. Het is half vijf en nog pikdonker. Gelukkig is het niet zo koud en is er weinig wind. Na een uurtje bereiken we de sneeuwgrens al. Stijgijzers aan de schoenen, samen met Marc aan één touw en piolet aan de hand vorderen we langzaam over de sneeuw. We hoeven ditmaal maar het pad te volgen, alhoewel die snel kan verdwijnen door hevige wind of sneeuwval. Geen van de twee is aanwezig, maar af en toe moeten we door dichte mist, zodat het moeilijk is je te oriënteren. We genieten wel van de korte momenten wanneer we door het wolkendek heen de spectaculaire omgeving gadeslaan. We doen de klim langzaam aan, nemen regelmatig foto's, eten en drinken een beetje en verliezen Luc, Benny en Hilde regelmatig uit het oog. Alhoewel hun tempo ook laag is, zijn ze steeds een stuk voor ons. Zij houden zich niet bezig met fotograferen en laten dat aan ons over. Even hebben we oponthoud wanneer we een meter brede gletsjerspleet over moeten. Beveiligd met touw en piolet geraken we allen veilig over, alhoewel ik bijna struikelde. De tocht wordt geheimzinniger, de mist steekt op, gletsjers kraken, kleine stukjes ijs schuiven langs ons heen. De zon doet moeite om te schijnen, maar breekt niet door. Een korte steile klim scheidt ons nog van de top, maar we slagen er allen in deze barriëre te overbruggen. Geen uitzicht, maar wel voldoening wanneer we aan het afdalen zijn. De mist trekt op, de zon breekt regelmatig door. Ideaal om bangelijke foto's te maken. Terwijl Luc, Benny en Hilde allang aan kamp twee zijn, zijn Marc en ik nog volop aan het genieten. Aangekomen aan het kamp gaat al het materiaal weer in de rugzakken. De afdaling kan verdergaan. Zowel Marc als ik zijn in topvorm en zijn als eerste beneden, de knieën moeten er wel aan geloven. De taxichauffeur heeft zich aan de afspraak gehouden en staat te wachten. Die avond vieren we weer feest in verschillende gelegenheden, waaronder een creperie. Ik heb een beetje last van een paar stijve bovenbillen van de afdaling, maar voor de rest voel ik me goed.
Chopicalqui
We vragen ons af of we al dan niet de Huascaran willen beklimmen. Deze hoogste berg van Peru is met zijn 6700m technisch niet al te moeilijk om te beklimmen, alhoewel er enkele passages zijn waar je moet ijsklimmen. Daar we te weinig informatie vinden en dat het weer niet stabiel is, besluiten we de toppoging niet te ondernemen. Wel zullen Marc, Benny en ik de Chopicalqui proberen te bedwingen. Deze berg van 6300m hoogte ligt naast de Huascaran, maar de kans op lawines is daar zo goed als onbestaande.We hebben zojuist het startpunt van de beklimming van de Pisco gepasseerd. Als laatste passagiers van een oude, verroeste, maar met een stevige motor, collectivo stappen we uit. Iets later zijn we op weg en kruisen we twee amerikanen. "Hebben jullie de top bereikt", vraagt Marc, maar ze antwoorden negatief. Eén van hen had met de de beklimming van de Alpamayo te kleine bergschoenen gehuurd en heeft daar nog last van. Ze waren maar een uurtje vroeger dan ons vertrokken. Ze wensen ons veel succes. We eten een stukje brood met kaas, filteren wat rivierwater en zijn iets later weer op weg. We stijgen rustig aan, het kleine riviertje volgend. De hoge grassen en zompige ondergrond verstoren je evenwicht, maar het duurt niet lang. Het moeilijk zichtbare pad gaat steil het dal uit. De losse stenen glijden regelmatig onder je schoenen weg, je ademhaling gaat weer een stukje sneller. Ik voel dat ik nog een beetje vermoeid ben van de vorige beklimming, maar niet getreurd, de omgeving maakt alles goed. We hebben constant de Huascaran in het vizier. Regelmatig horen we lawines naar beneden donderen. Met de verrekijker zien we de sneeuw de hellingen afschuiven. Wat een geluk dat we geen poging hebben ondernomen, we zouden er niet heelhuids van afgekomen zijn. Zoals bij de Pisco moeten we weer een morenedal over. Het grote verschil is dat de vallei zeker tweemaal zo breed is en dat de rotsblokken groot zijn. regelmatig moeten we een meter ver springen om van de ene naar de andere te geraken. Een paar keer is niet zo erg, maar met een rugzak van 30kg is het geen lachertje. Je wordt er moe van. Benny en Marc klauteren al uit het dal, veel stof achterlatend. We volgen de rechterkam van het morenedal. Oppassen is de boodschap, want het weggetje is op verschillende plaatsen weggespoeld. We proberen langs de flanken een andere weg te zoeken. Probleem is dat je schuin loopt, wat niet zo vanzelfsprekend is. Naarmate we hoger geraken, wordt het pad steiler. We bereiken de sneeuwgrens en zoeken een overnachtingsplaats. We maken een stuk vlak op de sneeuw tussen grote rotsblokken. Terwijl Marc en ik de tent opzetten, vult Benny de waterzak aan een klein watervalletje, wat een tijdje duurt. We kleden ons dik aan, koken en eten . De zon verdwijnt snel achter de horizon, wij verdwijnen in de tent. We zijn pas om acht uur wakker, de zon is al lang van de partij . Zo vlug we kunnen vertrekken we. We moeten al het gerief meenemen. De stijgijzers onder de voeten, de piolet in de hand. Om op te warmen krijgen we direct een ferm stuk van zeker 50° steil. Op mijn verjaardag, nl. 3 juni is het serieus afzien. We moeten voortmaken want door de te warme temperaturen is er veel steen- en ijsslag. We hadden vroeger moeten vertrekken deze morgen; en een helm hebben we ook niet bij. We gaan zo snel mogelijk langs de rotswand tot we de gletsjer oversteken. We binden ons in. Benny aan kop, Marc aan de staart en ik er midden in. Het tempo van Benny is net iets te snel. Ik vloek regelmatig, want de stukken van soms wel meer dan 60° steil geraak ik moeilijk op, mijn lichaam wil niet mee. Daarbij komt nog dat ik regelmatig door de ijslaag trap, omdat het niet hard genoeg vriest. De piolet heeft in de sneeuw ook bijna geen houvast. Iets na de middag arriveren we aan kamp 2. Ik rust even uit en dwing me nadien om de tent mee op te stellen. Op een ijsvlakte te midden van de gletsjer rusten we uit. We genieten van de adembenemende zichten. De Huascaran doet je adem inhouden.
Terwijl we water aan de kook brengen, besef ik dat het kamp op 5545m hoogte ligt, het hoogste punt waar ik tot hiertoe zal overnachten. Gelukkig zijn we goed geacclimatiseerd en alhoewel de nachtrust kort is, heb ik goed geslapen. Om halftwee staan we op, bereiden ons voor op de toppoging. Het vriest 8 graden onder nul, maar dat is niet genoeg om de bovenste pel van de sneeuw te verharden. Regelmatig zak ik tot aan mijn middel in de sneeuw. Alhoewel ik buiten een liter water, wat koekjes en een fototoestel, niet anders bij me heb, is de beklimming zwaar. De vorige dag heeft me geen goed gedaan. Ook Marc weet er van. Gelukkig kan ieder op zijn eigen tempo de beklimming ondernemen. Het is niet nodig om in cordée te lopen. Benny is zoals voorzien eerst op weg, gevolgd door mij en Marc. Tijdens de zeer steile stukken van meer dan 60° moet ik tot het uiterste gaan. Ik duw mijn piolet voor me in de sneeuw, stamp mijn rechtervoet boven kniehoogte in de sneeuw, en trek me omhoog. Ik zet mijn linkerbeen bij. Als het zo gaat, is het wel zwaar en geraak je wel vooruit. Maar meerdere malen zak ik met mijn rechtervoet diep in de sneeuw, zodat ik soms lager kom dan waar ik stond. Zeer vermoeiend en frustrerend. Gelukkig hebben Benny en Marc me niet luidop horen vloeken. Benny staat me op te wachten en heeft als gevolg koude voeten gekregen. Toch heeft hij niet stilgezeten, want hij is de route gaan verkennen. De enige klimmers die ons voorgegaan zijn, zijn hier weergekeerd. Gaan we nu zelf een spoor trekken? Marc arriveert iets later en ook ik heb nu koude voeten. Benny wil wel verder, maar Marc en ik vinden onszelf te vermoeid om verder te gaan. Het is trouwens nog donker en ik voel me niet ervaren genoeg. We besluiten dus terug te keren. De top is nog niet in zicht, maar toch heb ik weer een hoogterecord behaalt, nl volgens Marc zijn hoogtmeter 5920m. Stilzwijgend dalen we terug af. We breken alles op en dalen verder af. Dit keer is Benny in topvorm . Marc volgt hem, maar mijn benen willen niet meer mee. De zon brandt in alle hevigheid en naarmate we zakken, zweet ik harder. Ik verlies mijn collega's uit het oog. Aan de overkant van het morenedal staan ze mij op te wachten. Ze zijn in gesprek geraakt met tsjechen die juist gestart zijn met de beklimming. Ik ben blij dat ik het morenedal veilig ben overgeraakt, want door de vermoeidheid kon ik me niet zo goed meer concentreren. Een enkele maal verloor ik mijn evenwicht, maar zonder gevolg. In plaats van nutteloos te wachten aan de weg op vervoer, besluiten we verder te gaan. We nemen short-cuts en bereiken het Llangaunico meer. Van daaruit rijden we mee met een mini-busje, waar nog een paar andere blanken inzitten. Ik ben blij dat ik iets later in mijn bed lig.
Puya Raymondii
Als we Benny zouden laten doen, zou hij nog een poging ondernemen om een vijfduizender of zelfs een zesduizender te beklimmen. De anderen hebben er niet zoveel zin meer in en willen liever een rustige trektocht in het Andesgebergte ondernemen, om uit te bollen.De afgehuurde minibus brengt ons naar het vertrekpunt. Ondertussen vertelt de chauffeur ons nog vanalles over zijn land, best interessant. In het park bezoeken we eerst een plas waaruit gassen uit de bodem opborrelen, net of dat het water kookt. We hebben dat vlug gezien en zoeken naar het vertrekpunt van onze wandeling. Het duurt een lange tijd, maar uiteindelijk worden we geholpen door een paar spelende kinderen. Het bruggetje over de rivier is moeilijk te vinden door het hoge gras. De avond valt onverwacht vlug, we zoeken een geschikte plaats om te kamperen, niet zo gemakkelijk op dit geaccidenteerd terrein. Vooral graspollen maken de ondergrond hobbelig. Ook de stenen moeten we verwijderen. Daarbij komt nog dat het begint te regenen. Koken in de tent is de boodschap. Terwijl we op onze matjes liggen, vertellen we onze ervaringen van deze maand. Best gezellig terwijl het buiten regent. Oh ja, we hebben enorme planten gezien, die zeker zes meter boven de grond uitsteken. Deze "puya raymondii" komen enkel in het Andesgebergte van Peru voor en is een beschermde plant. De volgende dag maak ik een aantal foto's van deze prachtige planten tot ik tot de conclusie kom dat mijn filmpje blijft hangen. Voor de veiligheid haal ik het filmpje eruit en steek ik er een ander in. Ik probeer me te herinneren wat ik zoal getrokken had en doe het opnieuw. Tegenover de echte beklimmingen is deze tocht een verademing. Alhoewel het landschap redelijk kaal is, kan ik echt genieten van de uitgestrektheid en de stilte. Tijdens onze tocht zijn we zelfs geen andere toeristen tegengekomen. De volgende avond koken we weer in de tent. Zware buien en onweders verplichten er ons toe. Aan het meer waar we kamperen is buiten een paar paarden niets te zien, enkel een hutje waar een oud vrouwtje woont. De laatste dag staan we zoals elke morgend op met zonneschijn. We passeren af en toe nog eens een aantal puya raimundii tot we stilletjes afdalen. Benny loopt voorop en staat oog in oog met 5 vicuna's, die juist achter de bergkam aan het grazen zijn. Het mannetje neemt een dreigende houding aan, maar iets later lopen ze weg. In de verte zag hij ook een bepaald roofdier (misschien een jakhals) naar de dieren sluipen. Spijtig genoeg ben ik te laat bij het schouwspel. Ik zat op een rotsblok te genieten van de omgeving. Nadat we nat geregend zijn, stappen we in een busje,terug naar Huaraz. De bergen zitten erop. Een maand hebben we goed gevuld. Van de vier toppogingen zijn er twee gelukt, wat aangezien de weersomstandigheden een bevredigend resultaat is. In Huaraz hebben we eens goed gefeest, gegeten en gedronken. De bus van Cruz del Sur, die ons surplus nog wilde laten betalen voor onze bagage (wat we resoluut weigerden) brengt ons terug naar Lima.
Terwijl Luc, Benny en Hilde nog een uitstapje naar Paracas organiseren, Blijven Marc en ik in Lima om Tom op te wachten.
Het tropisch regenwoud
Een totaal nieuw deel van de reis breekt aan. De bergen houden we voor bekeken. Ik heb er van genoten; de vijf weken waren snel voorbij. In het hotel Mami Panchita reorganiseren we ons reisgerief. Het hooggebergtemateriaal hebben we niet meer nodig, maar wat we nu zeker meenemen is al het fotogerief in een waterdichte zak, lichte kleding en extra EHBO zoals een zalfje tegen insektebeten, een zwaar antibiotica en lariampillen (tegen malaria) die je éénmaal per week moet innemen. In het centrum van Lima zoeken we nog naar informatie over het regenwoud, maar er is weinig te vinden. Het boek over Manu national park is bij uitzondering zeker de moeite waard. Gelukkig hebben we via e-mail Tom op voorhand verwittigd om een vogelboek mee te nemen. We raadden hem Birds of Colombia aan, want een vogelboek over Peru bestaat nog niet. Een aantal weken voordien hebben Marc en ik vliegtickets besteld bij Aerocontinente voor 59 dollar per ticket. Op zaterdag 12 juni hebben we om 9 uur een vlucht naar Puerto Maldonado via Cuzco. We zijn reuze benieuwd wat ons te wachten staat. "Ding-dong", weergalmt het in de vlieger." Op uw rechterkant zal u zo dadelijk de ruïnes van Macchu Picchu zien", zegt de piloot door de microfoon. Ik krijg het op mijn heupen wanneer enkele asociale mensen zich dringen naar de kleine raampjes ; ze willen allemaal de ruïnes zien. Daarbovenop klikken de compact-camera's onophoudelijk, er zijn er zelfs bij waarvan de flits afgaat, wat natuurlijk zinloos is. Het goede nieuws is wel dat we ten minste Macchu Picchu gezien hebben, want dat is iets wat je niet mag missen ! Nochtans hebben we dat niet in onze reisplanning ingecalculeerd. Reden: veel te toeristisch en uitgemolken. De euforie is snel voorbij. Het vliegtuig landt op de luchthaven van Cuzco. Bijna iedereen stapt uit. Wij moeten blijven zitten en hoeven niet lang te wachten. De motoren beginnen alweer te brullen. Voor de tweede keer landt het vliegtuig. We nemen onze handbagage wanneer het mag (ik erger me aan al de mensen die hun riem al los doen en hun bagage bijeen nemen wanneer het nog verboden is, het is net of er is geen tijd genoeg om uit het vliegtuig te kunnen stappen). We stappen uit en worden verrast door de warme, vochtige hitte. Na een maand koude bergen is dit toch even wennen. We stappen over de landingsbaan naar het luchthavengebouw, waar we wachten op onze bagage. Marc krijgt het een beetje benauwd. Terwijl Tom en ik de bagage al lang hebben, is dat van hem er nog steeds niet bij. De allerlaatste zak wordt op de transportband gelegd, het is die van Marc. Zonder dat we het gemerkt hebben, zijn alle toeristen vertrokken. Wij stappen ook naar buiten en worden aangesproken door Arturo die zich voorstelt als freelancegids. Zijn idee is om met hem naar zijn huis te rijden om daar te discussiëren over een jungletrip. We hebben niets te verliezen, want we hadden op voorhand niets geboekt of gepland. We rijden mee met een goed uitziende auto, alhoewel ik maar weinig auto's zie. Het zijn vooral de scooters en brommers die hier rondrijden. Waarom niet, want het is hier toch altijd warm. Daarenboven ben je niet verplicht een helm op te zetten, 'feel free'. Aangekomen aan Arturo's huis worden we vriendelijk ontvangen en starten we de onderhandelingen.Lago Sandoval
De foto's (in bedenkelijke staat) die Arturo toont, moeten ons helpen om een beslissing te nemen. We maken hem duidelijk dat we speciaal het oerwoud in trekken om te fotograferen, wat er op neer komt dat we veel tijd zullen nodig hebben. We willen niet zomaar achteloos de jungle intrekken. Arturo verzekert ons dat wij de trip in de hand hebben. Alle wijzigingen tussentijd zijn mogelijk, als het realiseerbaar is. Het voorstel om voor 8 dagen het meer Sandoval en Valencia te verkennen spreekt ons wel aan. Uiteindelijk gaan we mee voor de prijs van 25 dollar per dag per man, waarin alles inbegrepen is : een boot met genoeg benzine, eten en drinken, de gidsen Arturo en broer Jesus. Daarbovenop mogen we gratis onze tent in zijn woning opzetten voor elke nacht dat we in Puerto Maldonado zijn. Het etentje en de gezellige avond in de zwoele avondlucht eindigt in de woning. Marc neemt iets uit zijn rugzak en ziet iets bewegen. Hij neemt zijn hoofdlamp en schijnt op de muur. Een wolfsspin, waarvan de poten elks zeker 5cm meten, kruipt omhoog.We zijn ineens gewaarschuwd dat we onze tent onder geen enkele voorwaarde mogen laten open staan, enkel om erin of eruit te gaan. Geen van ons geraakt in een diepe slaap. Alhoewel Marc en Tom in een lakenzak liggen, plakken ze van het zweet. Ik heb het nog veel erger. Mijn lakenzak is in het begin van de reis hopeloos gescheurd, met als gevolg dat ik met een dikke slaapzak opgezadeld zit. De volgende morgen vertellen we Arturo over de spin. "Heb je de tarantula's gezien?" vraagt hij totaal niet verbaasd. "Tarantula's !!!" Op zijn zolder zit sinds een viertal jaar een koppel tarantula's, een algemeen huisdier. Gelukkig zijn we er nog niet mee geconfronteerd. We stappen met al ons gerief in een "peque-peque", een typische rivierboot van het regenwoud. Een luidruchtige dieselmotor drijft een 2-meter lange as aan, waaraan een schroef is bevestigd. Onze ogen verliezen de omgeving niet uit het oog. Elke waarneming is één die ze niet meer kunnen afpakken. Terwijl ik mijn fototoestel paraat heb, heeft Tom zijn vogelboek binnen handbereik. Voor we het beseffen moeten we al uitstappen. Een vijf kilometer lang pad scheidt ons nog van het meer. Jesus, die de eerste vier dagen als enige gids meegaat, schat een goed uur stappen. Hij heeft zich vergist. We doen er uiteindelijk vier uur over. De reden is niet dat het ver wandelen is, maar dat we zoveel keer stilstaan bij een onderwerp om te fotograferen zoals een enorme vlinder, een kikkertje, een skink die zijn prooi -de vlieg- besluipt, kleine en grote spinnen, bloemen, een 5cm grote reuzenmier die gelukkig solitair leeft, een soort kolibri, een oropendola die zijn aanwezigheid luidkeels kenbaar maakt en natuurlijk alle soorten groen waaronder bomen met ongelooflijke steltwortels. Jesus kan het niet laten om er even in te klimmen. Het zweet plakt in mijn kleren, alles is vochtig. Daarbij sleuren we al onze bagage mee. Regelmatig worden we voorbijgestoken door toeristen waarvan de bagage wordt gedragen. Ze zoeven over het pad en zien alle kleine dingen over het hoofd. Wanneer je iets wil zien in het oerwoud, moet je op alle details letten. De meeste dieren hebben schutkleuren en leven verscholen in de wirwar van takken en bladeren. Daarom keren de meeste toeristen ontevreden terug van een jungletrip. Ze verwachten dieren te zien zoals je dat in Oost-Afrika kan ervaren, maar dat is totaal iets anders. Het is al een hele uitdaging om dieren te zien, laat staan fotograferen. De tocht eindigt aan een lodge, waarvan we een overdekte ruimte mogen gebruiken om ons materiaal te stockeren. De tent, waarvan enkel de binnentent, zetten we ergens achteraan. Na een voortreffelijk maal, geserveerd door de kok van de lodge, wagen we ons nog aan een avondwandeling. We gaan op zoek naar spinnen, insekten, kikkers en andere nachtdieren. De eerste avond is al direct een meevaller. De tarantula laat zijn beste kant zien, een boomkikker zit op een grote tak en verscheidene insekten krijgen rode ogen door het licht van onze hoofdlamp. We nemen ook foto's met onze zelfgemaakte "butterfly-bracket". Een manuele flits is met behulp van een paar aluminium latten zo aangebracht dat die vlak bij het objectief hangt. Thuis heb ik dan met behulp van een flitsmeter de diafragmawaarden per bepaalde afstand uitgemeten. Wanneer we in de bergruimte aankomen, zien we in de nok van het dak een soort nest met grote opening met daarvoor een tarantula. Blijkbaar zijn het gewone huisdieren. De volgende avond worden we ook attent gemaakt op de aanwezigheid van een grote tarantula in de eetruimte vlak boven onze tafel. We wennen er wel aan. Een aantal dagen later, wanneer een bediende tijdens het afbreken van een hutje, een tarantula stoort, laat Jesus het beestje over zijn arm kruipen. Wij proberen het ook eens.
De eerste morgen aan het meer wandelen we naar een smalle kreek. Een paar kano's liggen aan een aanlegsteiger. Marc begint het water uit één van de boten te verwijderen met behulp van een opengesneden plastieken bidon en een spons. Jesus zorgt voor een roeispaan. Nog een half uur nadenken hoe we in de kano gaan zitten. Het is de bedoeling dat we onze fototoestellen zo opstellen dat we direct kunnen fotograferen. We klemmen de statieven tussen de wanden en zetten onze toestellen erop vast. Marc en Tom hebben elks een telelens van 400mm, ik heb er één van 600mm. Geruisloos varen we door de twee meter brede kreek tot we aan het uitgestrekte meer komen. De eerste vogel die we zien, brengt ons in aktie met als gevolg dat we bijna omkantelen. Doordat we allen naar een zelfde kant gaan hangen om onze toestellen in de goede richting te draaien, helt ons gewicht naar één kant ; met alle gevolgen vandien. Eigenlijk kantelen we niet om, maar hangen we gewoon scheef in het water. Toch was het de eerste keren wel schrikwekkend. Zachtjes glijden we over het gladde water. We maken geen geluid om de dieren niet te verjagen. Onze verrekijkers worden veelvuldig gebruikt, speurend langs de oever van het meer. Langzaam naderen we een aantal hoatzins die zich in het struikgewas verschuilen. Jesus leidt de boot traag de goede richting uit. De toestellen staan paraat. Even de invulflits controleren en dan wachten tot we dicht genoeg zijn. Dan klikken de toestellen enkele keren achtereen. Flap, flap, flap,... de hoatzins vliegen onkundig een ander bosje in. Vooral de landing is grappig om te zien. Ze laten zich gewoon op het bladerdak vallen. Hoatzins zijn een bedreigde oervogel, maar komen aan Lago Sandoval nog veelvuldig voor. Ze worden ook wel stinkvogels genoemd omdat ze uit hun bek stinken. Ze hebben een speciale krop waarin bladeren verteren. De jongen hebben nog klauwtjes aan de vleugels die als ze volwassen dieren zijn, verdwijnen. We zien nog tal van andere vogels en voor we het weten is het al middag. We stappen de kano uit en maken ons klaar om een stukje jungle te verkennen. Een smal pad leidt ons de weg. Ieder doet dit op zijn eigen tempo, m. a. w. wanneer er iets te fotograferen valt, neem je er de tijd voor. Wat je vooral ziet zijn insekten en vlinders. Soms word je verrast door een hagedis of een mooie bloem, maar toch is het zoeken naar een naald in een hooiberg. Een kikkertje bijvoorbeeld merk je pas op wanneer het juist voor je voeten wegspringt. De grootte van de kikkers die we gezien hebben varieert van 2 tot 10 cm. Op een gegeven moment loop ik vooraan. Ik zie een beweging op een boomstam. Ik focus op de stam en zie na een kleine beweging van het dier, een 20cm lange hagedis zitten. Met mijn 400mm lens, bevestigd op het statief, neem ik ettelijke dia's. het dier rekent op zijn camouflage en beweegt de rest van de tijd niet meer. Op een namiddag wanneer we terugkeren van een kanotochtje, bemerkt Tom een gier. Op een dode tak die boven het groen uitsteekt staat deze "greater yellowheaded vulture" op de uitkijk. Hij staat met zijn vleugels lichtjes gespreid om de warmte van de laatste zonnestralen op te vangen. Gelukkig heb ik mijn 600mm telelens bij de hand. Terwijl Tom en Marc het dier langs voor benaderen, doe ik een poging langs opzij. Daar we voorzichtig zijn, hebben we de tijd om foto's te nemen, ook het straffe zonlicht is verdwenen zodat we optimale kleuren kunnen verwezenlijken. Juist wanneer ik me wil terugtrekken, vliegt deze majestueze verschijning weg. We komen aan onze lodge, waar we weer verwelkomd worden door de oropendola's, die zich genesteld hebben in de grote boom. Deze prachtige geel-zwarte vogels hebben een zalige roep, waar we ook elke morgend mee gewekt worden. Een volgende trip op het meer heeft weer succes. We glijden een ander stuk oever geruisloos voorbij. Achter een bocht worden we plots geconfronteerd met een reiger. Hij is verbaasd ons te zien, maar vliegt niet dadelijk weg. Onze toestellen klikken een aantal keer, de "black-capped heron" vliegt een stukje weg. We naderen weer en kunnen nog een paar dia's trekken. We laten de vogel verder met rust. Onze verrekijkers speuren ook het wateroppervlak af. Er zou hier een familie van een zestal reuzenotters vertoeven, maar zijn in dit uitgestrekte meer moeilijk te vinden. De waterschildpadden daarentegen liggen rustig op afgevallen boomstammen die in het water drijven. Rode vlinders doen zich te goed aan het traanvocht van de schildpadden. Dit bevat mineralen die de vlinders goed kunnen gebruiken. De dieren zijn ietwat schuw. Van zodra je te dicht komt met de boot, laten ze zich in het water glijden. Toch heb ik een paar opnamen kunnen maken. We vermijden de warme middagzon door weer een stukje oerwoud te verkennen. Terwijl de muggen om je oren zoemen, speuren we het groen af. Buiten een enkele bloem en wat insekten, heb ik weinig gefotografeerd. De zon staat al zeer laag, we zijn juist op tijd terug voor het pikdonker is. We wassen ons nog even in het meer en schuiven aan aan de tafel. Een paar amerikanen zetten zich bij ons, ze blijven een dagje in het oerwoud. Samen met Tom onderneem ik een nachtelijk tochtje. Vooral de spinnen laten zich goed zien, in alle soorten en maten. Een enkele kikker springt in het kleine riviertje en geraken we uit het oog. We kruipen er vroeg in want de volgende morgen moeten we vroeg op pad.
De mist die boven het meer hangt, brengt een aangename sfeer met zich mee. De eerste zonnestralen proberen zich erdoor te wringen. Een slangehalsvogel strekt zijn vleugels, een kleine reiger kijkt toe. De zon breekt door, de oever krijgt een oranje gloed. We parkeren de kano tussen de struiken aan de oever. Boven ons zit een specht. Tom staat recht, volgt de vogel met zijn verrekijker en verliest zijn evenwicht. Het loopt bijna verkeerd af. De boot kantelt bijna om. Ik kan juist twee toestellen vastpakken, Gelukkig geraakt de boot toch terug in evenwicht. Onze tikkers pompen snel. We beginnen hard te lachen. We zitten terug rustig in de kano, nog steeds op de zelfde plek. Jesus merkt een purperkoet op. Stilletjes zet hij de kano in beweging. Ik zit vooraan in de boot en hou me klaar. Van zodra hij ons in het oog heeft, loopt hij met zijn lange gele poten snel over de takken. Toch zijn we dicht genoeg om een paar foto's te trekken. Ondertussen is de mist weggetrokken en geeft de zon weer van katoen. We keren terug en houden ons nog wat bezig in de omgeving van de lodge. Ik volg een pad tegen een tergend traag tempo. Elk blad, tak of iets interessant ontsnapt niet aan mijn oog. De insekten zijn weeral troef, maar blijven niet voor je zitten, het is steeds weer proberen dichtbij te geraken. Aan een open plek aan een riviertje zie ik plots beweging. Ik speur door de bladeren heen. Gelukkig beweegt het dier nog eens een keer. Ik zie een skink die nu roerloos tussen de dode bladeren zit. Je kan het dier moeilijk benaderen, maar gelukkig moet je met je 400mm lens niet te dicht komen. Na lang zoeken vind ik de juiste opstelling voor mijn toestel. Een paar blaadjes opzij duwen en dan krijg ik de skink in het vizier. Zolang je bewegingen traag en gecontroleerd zijn, blijft hij zitten. Het toestel klikt meerdere malen. Dan beweegt het dier weer en zet zich in de zon. Nu krijg ik hem volledig in beeld, de verschillende bruine kleuren komen tot zijn recht. Ik daal af tot aan het meer, waar ik even geniet. Een aantal vlinders doen zich te goed aan het mineraalrijke slijk. Terug aan de lodge bemerk ik een paar grote sluipwespen. Deze vijf centimeter lange wespen vliegen wat rond boven een paar grote palmbladeren. Voorzichtig benader ik ze. Nadat ik een paar foto's genomen heb, maak ik me uit de voeten. De kop van het beest ziet er angstaanjagend uit. De laatste avond aan het Sandoval meer gaan we op zoek naar kaaimannen. Met een zware zaklantaarn speurt Jesus het wateroppervlak af. Wanneer het licht in de ogen van de kaaiman schijnt, worden die rood. Tegen de oever bemerken we één. Terwijl een persoon van de lodge de kano rustig in de goede richting peddelt, staat Jezus klaar met de machete. Plots zoeft het werktuig met kracht in het water. Waarom wil hij deze oerdieren nu doden, vraag ik me af. Dan haalt hij een vis boven, waarvan de kop nog juist aan het lijf bengelt. Jesus zorgt ineens voor een maaltijd. De machete gebruikt hij niet om de kaaiman te doden, maar om te verdoven. Voor ons was het zien van de dieren al genoeg, maar de meeste toeristen willen die wel eens vasthouden. We keren terug en zien nog een zeldzame nachtreiger in de lichtstraal van de zaklantaarn. De volgende morgen stappen we de vijf kilometer terug naar de rivier. Het is weer broeierig heet. We zijn verbaasd bij het zien van een "ordinaire" eekhoorn. Aangekomen aan de rivier, verwelkomt Arturo ons, vergezeld van twee jonge gidsjes in opleiding.
Lago Valencia
De motor van de peque-peque draait op volle toeren. Het Valencia meer wacht op ons om verkend te worden. We maken intussentijd kennis met Maria en Isabel, de twee jonge gidsjes in spe. Wat ze vooral moeten leren is de omgang met de toeristen en de engelse taal. Het is grappig om spaanssprekende mensen een andere taal te horen spreken. Voor de grap leren we hen ook een paar neder- landse woorden zoals vlinder, hond en kikker.We leggen even aan, stappen het zand op en gaan richting bos. Tijd om even onze behoefte te doen. Op het strand merken we diepe afdrukken. "Van welk dier zijn deze afdrukken?" vragen we aan Arturo. Hij antwoord zonder twijfel, "van een tapir". Met wat geluk kunnen we dit grootste zoogdier van het regenwoud zien. We laten de rivier achter ons en draaien een smal kanaal in. We observeren verschillende vogels die aan de oever zitten. Iets later stappen we uit en wandelen (ik op mijn blote voeten) naar het kantoor van de parkwachter. We noteren onze naam en paspoortnummer en mogen zonder problemen verder. Deze controle is nodig omdat we dicht bij de Boliviaanse grens zitten. Wanneer we terugkeren moeten we ons opnieuw aanmelden. Het kanaaltje wordt breder, het meer strekt zich voor ons uit. Onverminderd varen we door tot we aanleggen aan de steile oever. Het heeft juist geregend met als gevolg een gladde bodem. We laden de boot uit en versjouwen het gerief naar boven. Wel even oppassen dat je de trekmieren niet stoort in hun bezigheid. Ze lopen dwars over ons paadje. Vooral niet uitschuiven is de boodschap. Tien meter hoger staat een primitief chaletje, waar we onze tent naast kunnen zetten. Het hutje staat een meter van de grond, heeft twee plaatsen en is afgedekt met golfplaten. Daarachter is de "keuken" met een houtvuur, schabben, tafel en twee banken. Terwijl we die avond gezellig samen zitten aan de tafel met een fles pisco, worden we geplaagd door een aantal muskieten. Een lange broek, kousen en een hemd met lange mouwen is snel aan gedaan. Nog wat muggemelk op handen en gezicht, laat ze nu maar komen. Ik had beter gezwegen. De muggen steken door het dunne hemd en de muggenmelk is precies een lekkernij voor hen. Dan maar proberen er niet op te letten. Gelukkig helpt de pisco ons de ongemakken vergeten.
We krijgen een dunne stok in de hand met daarin een visdraad, een stuk ijzerdraad en een haak. We gaan op piranha's vissen. Even voordien hadden we een andere vis gevangen die Arturo vakkundig in kleine blokjes heeft gesneden. We nemen een blokje vis, bevestigen die aan de haak, zwieren de haak in het water. We bewegen de vislijn rustig op en neer en hopla ... na een minuutje hebben we al een mooie piranha aan de haak. Jesus neemt de vis met groot gemak van de haak. Tom neemt de redelijk kleine, schijnbaar ongevaarlijke piranha in de hand en probeert de haak met veel moeite te verwijderen. AAAUUUU ... ,weerklinkt het over het meer. De vis vliegt de lucht in en valt in de boot. Tom neemt zijn vuile zakdoek en draait die om zijn vinger. De piranha heeft met zijn laatste krachten een stuk vlees uit zijn vinger gebeten. Men weze gewaarschuwd. We kunnen er eigenlijk wel om lachen. Maar toch herhaalt het zich een tweede keer. Niet bij Tom, maar bij onze ervaren gids Jesus. Toch maar goed verzorgen, die open wonden. Iets voordien hebben we gelukkig een rosse tijgerroerdomp kunnen fotograferen die op de as van de motor zat. Een twintigtal vissen worden professioneel gekuist door Arturo, geholpen door Maria en Isabel. Het avondmaal wordt voorbereid. Het is een stralende dag. Rustig glijden we over het rimpelloze water van het meer. We hebben niet zo veel zin om te fotograferen en genieten van de omgeving. We zien hoog boven ons een gier rondvliegen. Bij nader onderzoek, is het bij verrassing een koningsgier.
Het laaglandwoud dat zich rond het meer uitstrekt, verkennen Marc en ik die middag. Een groot deel van het woud staat onder water. We stappen er rustig doorheen. De ondergrond bestaat uit vreselijk gladde klei en we willen niet vallen. Niet omdat ik dan nat wordt, maar omdat het fotogerief daar niet tegen kan. Ik hoor een kikker kwaken. Ik ga op zoek. Al wadend door het water vorder ik langzaam. Bij elke stap borrelen er belletjes naar boven. Af en toe vergezeld met een onfrisse geur. Het is zeer moeilijk om het geluid te kunnen traceren. Na meer dan een uur zoeken, geef ik het op. Het kikkertje is misschien maar een paar centimeter groot, verscholen achter een blad, het is zoeken naar een speld in een hooiberg. Wel zie ik regelmatig grote slakkenhuizen en allerhande insecten waaronder de vervelende muskieten. Vooral het gezoem rond je oren is soms niet te houden. Terug aan de boot word ik verrast op een lekker geroosterd pirahna'tje met een stukje banaan. Op de terugweg wordt de kano aangedreven door 2 MK, nl. Marc en Tom. De maaltijd die avond is werkelijk subliem. De piranha smaakt niet vreemd, de graten zijn snel verwijderd, de tandjes zijn een leuk gespreksonderwerp. Marc en Tom houden een gebit bij, als aandenken.
In het donker gaan we weer op zoek naar nachtdieren. Marc hoort een gekraak, hij gaat op het geluid af. Plots ziet hij beweging. In het lichtschijnsel van zijn hoofdlamp, licht een rood oog op. Stilletjes gaat hij er op af. Met een snelle beweging pakt hij een kleine kaaiman bij zijn nek. We bewonderen even zijn scherpe tandjes, nemen een foto en laten hem weer vrij. Terwijl ik verder zoek, zie ik een insect, waarvan de lengte zeker 20 cm bedraagd. Het is bruin gevlekt, lijkt op een dood blad en kruipt langzaam tussen de bladeren. De lange voelsprieten tasten in de duisternis. Spijtig is mijn filmpje juist op en ga ik er even één halen aan de tent. Ik probeer te onthouden waar het dier zit. Alhoewel het langs het pad is, vind ik het dier moeilijk terug. Uiteindelijk valt mijn oog er terug op en maak een aantal foto's. Thuis aangekomen zie ik dat de foto's te donker zijn, spijtig. Ik heb me ook een tijdje aan het hol van een miereneter gelegd, maar ik heb er geen gezien. Het is ook beginnen regenen, en dat heeft die nacht bijna niet opgehouden. Gelukkig hebben we een goede tent.
Het licht schijnt door het tentzeil. Marc bemerkt een klein silhouet op de buitenkant van de binnentent. Het is een kikkertje. Met zijn 2 cm springt het een beetje verder. Marc steekt zijn hoofd door de ritsopening en ziet het zitten. Snel even het fototoestel halen, maar het mag niet baten. Het kikkertje is al verdwenen. Het is overal nat, de ondergrond rond de tent is één modderpoel. Tom voelt zich niet goed en blijft in zijn slaapzak. Met de goede verzorging van Isabel en Maria, en de natuurlijke kruidenthee van Arturo, geraakt Tom erbovenop. Marc en ik houden ons bezig met het zoeken naar dieren in het oerwoud. We volgen een klein paadje achter onze kampeerplaats. Onder een dood, groot blad bemerk ik een klein nest. De tientallen wespen wriemelen in en uit de opening. Ik neem mijn Nikon FG met 105mm macrolens, tussenring en flits in de hand. Langzaam kom ik dichter bij het nest totdat ik een scherp beeld heb. Mijn lens is nu maar een tiental centimeter van de wespen verwijderd. Ik maak een paar opnamen en trek me rustig terug, want je weet nooit of het agressieve beesten zijn of niet. Blijkbaar heb ik ze niet verstoord, want ik kan rustig mijn weg vervolgen. Plots hoor ik gekraak, rechts van me. Iets later weer. Hoog boven in de kruin springen "squirrel-monkeys" van tak tot tak. Ik zoek een plaats waar ik mijn fototoestel kan zetten. Zelfs met mijn zware telelens van 600mm zijn de aapjes nog te ver. Ik probeer dichter te komen, maar dat is niet zo gemakkelijk in het oerwoud. Een wir-war van takken en doorns houden me tegen. Ik blijf staan en hoop dat ze wat dichter komen, maar het mocht niet zijn. Ze vervolgen hun weg, tientallen meters boven de grond. Een enorm gekrijs trekt mijn aandacht. Arturo had me al verteld dat het toekans zijn, maar dat deze dieren in het wild moeilijk te observeren zijn. Een uitdaging, ik ga ze proberen te fotograferen. Een onbegonnen werk, ik krijg enkel maar een glimp van de twee toekans te zien. Bij het minste onraad vliegen ze weg. Onder een blad zie ik toevallig iets wit zitten. Ik buk me en zie een eigenaardige rups. Buiten het oranje hoofd, is ze volledig bedekt met spierwitte haren. Achteraf lezen we in het boek van Manu , waarin zo'n rups afgebeeld is, dat ze nog niet lang geleden ontdekt is. Bijgevolg heeft ze ook nog geen naam. Terwijl Marc ver achter mij aan het fotograferen is, stap ik traag langs het steeds smaller wordend pad. kraaak, kraaak ... Ik schrik geweldig. Niet ver van mij vandaan loopt één of ander dier snel weg. Ik zie bladeren en kleine boompjes bewegen, maar van het dier zie ik niets. Was het een peccari, of een paca,... of misschien was het een jaguar ! Arturo heeft hier in deze omgeving een jaguar moeten afschieten bij één van de vorige trips. Het is dus niet onmogelijk dat ik één heb verstoord in zijn slaap. De rest van de tocht staan mijn zintuigen op scherp. Constant geplaagd door de muggen, kan ik toch genieten van de andere insecten, die meestal op de bladeren zitten. Het is drukkend warm, in de verte horen we het donderen. Het geritsel van de bladeren verraadt dat er wind is. We hebben geluk dat we onze poncho bijhebben. Een hevige tropische bui laat niet lang op zich wachten. Ik laat me niet afschrikken door de regen. Al schuilend onder de poncho probeer ik nog wat foto's te trekken. Aangekomen aan de kampplaats zien we dat Tom terug vrolijk rondloopt, hij is al genezen. Op de laatste avond in het oerwoud, maken we het nog gezellig, alhoewel het weer is gaan regenen.
Terug naar Puerto Maldonato
Om zes uur is er buiten al heel wat bedrijvigheid. Wanneer we naar buiten kijken, zien we dat onze gidsen al aan het inpakken zijn. Ze porren ons aan om voort te maken. Om zeven uur zitten we al op de boot. We passeren even langs de parkwachter en varen door het kanaaltje. Het is een lange dag varen en Arturo wil voor het donker wordt terug in Puerto Maldonado zijn. Alhoewel het een heel eind is, gaat het vlug vooruit, we hebben de stroom mee. "Kijk,een capibara aan de oever", roept Jesus wanneer we versuft op het bankje zitten. We schieten wakker en nemen de verrekijker in de hand. Het blijkt geen capibara te zijn, maar een coati, een weinig geziene gast in het regenwoud. Ook de kaaimannen, met hun schutkleuren, zien we regelmatig doodstil aan de oever liggen. Jesus, met zijn scherpe blik merkt een koppel slangen op. Voor we het weten varen we er al voorbij. Door de stroming gaat het vlugger dan we dachten. We willen er toch een paar foto's van nemen. Arturo keert de boot en vaart terug. We nemen een paar foto's van de 2-meter lange, rood-zwarte slangen. Ze zijn ons gezelschap beu en druipen stilletjes af. Jesus denkt dat het gifslangen zijn. "Wil je apen fotograferen? je krijgt een tiental minuten", zegt Arturo. Natuurlijk willen we dat. We leggen aan, nemen toestellen en telelenzen mee en gaan aan land. Marc is als eerste en ziet plots een zwarte spinaap aankomen. Toestel klaar en dan maar trekken. Tot Marc's verbazing komt de aap steeds dichterbij. Uiteindelijk zit hij onder zijn statief. We zitten op "monkey island", waar een kluizenaar 7 verschillende soorten apen bezit. Ze zijn redelijk tam en daarom gemakkelijk te fotograferen. De zware telelenzen leggen we opzij, die hebben we hier niet meer nodig. Eén aapje, een nachtaapje, springt op je schouder en wrijft met zijn hoofd tegen je wang. Een fototoestel vindt hij ook wel interessant. een filmpje wordt er doorgedraaid. In de tien minuten kunnen we inderdaad apen fotograferen. In het wild is dat een ander paar mouwen. Arturo wenkt ons hem terug te volgen naar de boot. Nog even een sanitaire stop en dan weer op weg. Die avond eten we een lekkere grote pizza, met een grote pint bier. Nadien zetten we de bloemetjes nog even buiten.Tambopata Nationaal Park
Jesus geeft gas, laat de koppeling los ... en valt stil. De geleende moto staat nog koud. Vooraleer te vertrekken naar de kleilikken aan de Tambopatarivier, moeten er nog een paar dingen gehaald worden.Jesus start opnieuw de moto, geeft weer gas en laat zachtjes de koppeling los. Deze keer zijn we weg. De zwoele, warme wind waait door mijn al wat langere haren (toch al zeker 3cm). In een klein winkeltje kopen we een paar flessen rum en een leeg cassetje voor mijn dictafoon. De volgende 6 dagen zullen we niets meer kunnen kopen. Koereigers vliegen weg wanneer we met de luidruchtige peque-peque passeren. Ze zetten zich iets verder op een dode boom die in het water ligt. De "hook-billed kite", een veel voorkomende roofvogel, daarentegen blijkt niet zo bang te zijn. Alhoewel we dicht kunnen naderen, zijn al mijn foto's mislukt door de bewegende,trillende boot. We zien ook nog zwarte gieren, tropische ijsvogels, zwaluwen en flamingo's. De kaaiman ligt weer verscholen op het slijk. We glijden traag langs de oever, de stroming van de rivier werkt tegen. We schrijven ons in bij de park-wachter van het Tambopata - Candamo National Park. Ik neem mijn Nikon FG met butterfly bracket en ga op zoek naar kikkers. Het is ondertussen donker geworden en hebben we aan een zandstrand aangelegd. Grote sprinkhanen zitten tussen het hoge gras, kleine zandkleurige kikkertjes zitten op de grond.Ik ontdek een prachtige groene boomkikker die zich met zijn zuignappen aan het gras vasthoudt. Ik roep mijn vrienden erbij om dit prachtexemplaar te laten bewonderen. Jesus kan het weer niet laten en neemt de kikker in de hand."Liever niet, Jesus", mompel ik in mijn binnenste. We genieten van een prachtige sterrenhemel.
We moeten ons weer bij een controlepost inschrijven, ditmaal van het Bahuaje - Sonone National Park. Dit park bestaat pas sinds '98 en is opengesteld voor gecontroleerd toerisme. Het fotogerief gaat in de waterdichte zakken. De rivier wordt wilder, water spat over de boot. Terwijl Jesus vooraan aanwijzingen geeft, stuurt Arturo behendig de peque-peque stroomopwaarts tussen rotsen en takken.
De motor draait op volle toeren, toch staan we stil. De stroming is te sterk, we manouvreren naar de kant. "Kunnen jullie even uitstappen en tot voorbij de stroomversnelling wandelen?" verzoekt Arturo ons. Voor dat kleine stukje doe ik niet de moeite om mijn sleffers aan te doen. Met de bagage op de rug en de scherpe stenen onder mijn voeten, stap ik langzaam verder. Arturo en Jesus krijgen de boot met veel moeite door de stroomversnelling. We stappen terug in en vervolgen onze weg. Jesus bemerkt een aantal dieren aan de oever. Het zijn capibara's, de grootste knaagdieren ter wereld. Met een grote boog varen we er rond en leggen aan. We sluipen met het fotogerief naar de dieren. Enkelen kiezen het hazepad, maar een moeder met jong wacht af. Terwijl we de dieren besluipen doet Marc teken. Hij wijst naar mijn arm. Ik kijk en bemerk honderden vliegjes. Ik doe teken dat het niet belangrijk is. De capibara op foto krijgen is prioritair. Mijn filmpje is ten einde, ik druip af. Iets later begeven de twee dieren zich in het water. De moeder laat nog een luid gekuch horen. Dan bemerken we bij elkaar dat de vliegjes blijkbaar ook hebben gebeten. Tom en Marc staan over hun hele lichaam vol met kleine bloeduitstortingen, ik had gelukkig nog een T-shirt aan. We houden er verschrikkelijke jeuk en dikke voeten aan over. Bijna aan de kampplaats lopen we vast op de bodem. De rivier is te ondiep. We duwen met z'n allen de boot verder. De welbekende vliegjes zijn hier talrijk aanwezig. Een lange broek, kousen en een hemd met lange mouwen zijn hier geen overbodige luxe. Met mond open lopen is niet aan te raden. Gelukkig zitten deze vervelende beestjes alleen aan de oever. We installeren ons daarom iets dieper in het woud. De tenten worden opgezet, voedsel krijgt zijn plaats, een tafel en stoelen zijn er niet bij. Samen met Arturo wandelen we nog naar de kleilikken, waar als het goed weer is, papegaaien en ara's zich te goed doen aan de rode klei. We maken al een schuilhut voor de volgende dagen. Vlinders zijn overal te zien. Dat doet me denken aan de vorige dag, wanneer we aanmeerden om een waterval te fotograferen. De palladiums van Tom en mij, die we te drogen hadden gezet op de boot, bleken bij onze terugtocht geliefd bij een paar soorten vlinders. De vliegjes houden het bij het donker voor bekeken. Om halfvijf staan we op. Met een zwaar hoofd (door te veel rum de vorige avond) dwing ik me uit de lakenzak, niet meer de dikke slaapzak, want voor we deze trip startten, heb ik nog wat inkopen gedaan van o.a. een lakenzak, een klein zaklampje, reservebatterijen en WC-papier. Ik strompel over het strand naar de schuilhut. Het matje dat bedoeld is om opte zitten wordt uitgespreid. Ik leg me er op en val terug in slaap. Een tijd later word ik wakker. Het gekrijs van de groene papegaaien dwingt me ineens op te letten. De kater is snel weg, het toestel staat snel paraat. Geduldig wacht ik tot ze naar beneden komen. Helaas hebben ze deze morgen geen zin. De tweede poging de volgende morgen heeft evenmin succes. De vogels zijn wel afgedaald, maar ver van ons verwijderd. De derde morgen is het slechte weer de boosdoener. Toch is het een prachtig gebied. Zo krijgen we pootafdrukken van een jaguar te zien, vliegen gieren hoog in de lucht, springen kleine kikkers weg, kruipen ontelbare mieren over de bodem, enz. Op een morgen neem ik mijn rugzak, die ik tegen mijn statief had gezet. Ik bemerk honderden stipjes opmijn draagstel. Termieten vinden het blijkbaar een goed plaatsje om te nestelen. de meeste beestjes sla ik weg met mijn zakdoek, maar ze kruipen in alle hoekjes en kantjes. Ik laad alles uit en leg de rugzak in de felle zon. De beestjes kruipen één per één weg, op zoek naar schaduw. Op mijn eentje onderneem ik een trip de rivier stroomopwaarts. De oever is niet breed en steil. Tussen de loodrechte wand van zeker 3m hoog en de rivier is er een strook van gladde klei maximum 10m breed. Het spannende is dat je niet weet wat je kan verwachten. De verse jaguarsporen verklappen zijn aanwezigheid, opspattend water duidt op kaaimannen. Een luid gekrijs boven me schrikt me op. Een koppel ara's heeft een geschikt plaatsje gevonden in een woudreus. De "drap water tyrant", een veel voorkomend oevervogeltje vliegt niet ver voor me uit. Tot hiertoe waren het zeer schuwe beestjes. Ik heb nu toch de mogelijkheid om ze te fotograferen. Ook allerhande vlinders en kikkertjes laten zich zien. Een hangende wortel nodigt me uit om de oever op te klimmen tot in het woud. Een wirwar van takken belemmert het zicht. Even er door kruipen en dan een pad vinden. Ik volg een beekje zodat ik ten minste terug kan geraken. Mijn hart klopt wat sneller. Langs alle kanten hoor je geritsel, je ziet daarentegen niet veel dieren. Het dichte bos geeft me een benauwd gevoel. Ik besluit terug te keren. Ik zet er wat spoed achter, want de zon begint snel te zakken. Stilaan wordt me duidelijk dat de oever er precies anders uit ziet. Er is ook veel minder plaats. Dan besef ik dat het waterpeil van de rivier serieus gestegen is, alhoewel er geen druppel regen gevallen is. Het is een hachelijke onderneming als je met al je fotomateriaal door de snelstromende rivier moet. Je zoekt met je voeten naar een stabiel plaatsje, maar het slijk biedt weinig houvast. Enkel de wortels en ontwortelde bomen geven me enige steun. Wel moet je oppassen wat je vastneemt. Regelmatig pak je in doorns of beginnen kleine, rosse mieren je hand aan te vallen. Juist voor de kampplaats krijg ik de hulp van Jesus, die de boot naar me duwt.
De rivier is te diep geworden. Arturo vertelt dat wanneer het in de bergen regent, de rivier op een uur meters kan stijgen, alhoewel je hier niets van de regen merkt. De zon is zelfs van de partij. Het keienstrand voor onze kampplaats (toch 40m breed) stroomt volledig onder. Arturo wist dit en had de peque-peque met een lang touw aan de oever vastgebonden. Het is bijna niet te geloven wanneer je het zelf niet hebt meegemaakt.
Op een namiddag verken ik samen met Marc een stukje tropisch regenwoud. Een smal pad is onze gids. We passeren een uitgebrand wespennest, die Arturo voordien had aangestoken. Het is een prachtig woud. Al gauw bemerkt Marc een kikkertje, het sprong voor zijn voeten weg. Met zijn 2cm is het echt niet opvallend. Met de butterfly bracket neem ik een paar opnamen. Dit fotograferen zonder flits is bijna niet te doen, zoals vele onderwerpen in het woud. Er is gewoon veel te weinig licht. Enkel wanneer je een vast onderwerp hebt, zoals een paddestoel of een boom, kan je met lange sluitertijden werken. Bij dieren is het niet zo evident. Regelmatig staan we stil bij de kleine dingen die je zonder je er op let zo zou voorbijgaan. Vooral mieren en insekten fascineren me. Ze hebben meer kleuren dan je zou denken. We worden verrast door het donker. Ofwel keren we terug langs hetzelfde pad, ofwel gaan we op zoek naar de rivier, die zich rechts van ons bevindt. We kiezen voor het laatste en zoeken een weg tussen de bomen. Het is pikdonker, maar gelukkig heb ik nog mijn hoofdlamp bij van die morgen bij de kleilikken. Het zaklampje van de butterfly-bracket neemt Marc in de hand. Ik ga eerst voorop. Het pad is niet meer te zien. We kruipen verder. De bomen en struiken versperren ons de weg. Een opening trekt onze aandacht. We staan boven aan de kleilikken, maar we kunnen onmogelijk de 10 meter naar beneden springen. We wroeten ons verder door de jungle. Eindelijk vindenwe een plaats waar we naar de rivier kunnen afdalen. Marc geeft zijn fotogerief even aan mij en waagt in het schijnsel van de maan de afdaling via de hangende wortels. Gelukkig is het niet te hoog. Ik geef al het fotogerief aan en daal nadien ook af. Onder een heldere hemel wandelen we over de zanderige oever. Nu maar hopen dat we een jaguar zien, want zoals je weet zijn dat nachtdieren. De diepe, verse afdrukken vallen op in het slijk. Toch moet je oppassen, want het zijn roofdieren en een pak sterker dan de mens. We zijn enkel gewapend met fototoestellen. Ondertussen is Arturo ongerust geworden en is naar ons op zoek gegaan. Rond 7 uur 's avonds ruiken we het lekkere eten dat Jesus klaargemaakt heeft. Misschien zitten er wel grote witte maden in, waarvan Tom die middag één rauw heeft opgegeten. We roepen Arturo terug. Deze dag is weer goed afgelopen. Na het eten gaan we toch weer even op pad, want Marc had die middag op een klein struikje een kikkertje bemerkt. Ik ga mee en neem één foto, Pech, mijn filmpje is op. Ik ga even naar de tent en neem een ander filmpje. Terug bij het struikje bemerk ik dat de kikker het hazepad genomen heeft. De laatste nacht van de trip liggen we weer zwetend in de tent. Ik hoor het lichtjes regenen. We zijn te lui om even op te staan en de buitentent op te stellen. De binnentent is trouwens voor even waterafstotend. Ik dommel terug in. Druppels die op mijn gezicht vallen wekken me terug. Een zware tropische bui woedt over het woud. De binnentent kan het niet meer aan. Tom en Marc zijn ook wakker geworden. In ons blootje trotseren we de vlaag en gooien de buitentent erover. Doorweekt leggen we ons op de lakenzak. Wanneer we de volgende morgen opstaan is het nog steeds aan het regenen. Arturo spoort ons aan op te breken. We nemen de poncho en trekken die over onze blote lichaam. Enkel een broekje volstaat. We verzamelen alles onder een opgespannen zeil, waar Arturo bezig is ons een ontbijt te prepareren. Lekkere gekookte eitjes met vijf dagen oude broodjes. Ondanks het nog heel de tijd heeft geregend is het waterpeil van de rivier gezakt. Gevolg, de peque-peque ligt metersver op het keienstrand. Gelukkig begint het te minderen, maar de kleilikken zitter er niet meer in, het is al te laat op de dag. Vooraleer de boot in te laden, moeten we hem nog proberen te versjouwen naar de rivier. Jesus zoekt een paar mooie ronde dikke takken. Hij legt één voor de boot, wij heffen hem er met z'n allen op. De tak fungeert als wiel, wanneer we iets verder zijn, schuiven we een tweede tak erronder, nadien nog een derde. De laatste is terug vrij, we leggen die weer vooraan. Zo krijgen we de zware boot met wat inspanning aan de rivier. We laden al onze spullen in, hangen een hoop dingen te drogen. Al het fotogerief is gespaard gebleven. De waterdichte zakken bewijzen hun nut. Stilaan breekt de zon door. We blijven heel de dag op de rivier. Tegen de avond leggen we aan bij een inwoner. Hij is er niet, maar toch mogen we ons al installeren van Arturo. Het groene gras en enkele wasdraden dienen als droogrek, een mooi zicht. Een hond komt aangelopen, maar laat niet van zich horen. Hij kwispelt met zijn staart en besnuffelt ons uitgebreid. Iets later volgt de eigenaar. Hij is verheugd Arturo te zien, het zijn blijkbaar oude bekenden. Hij zit er niets mee in dat we de nacht hier willen doorbrengen. We mogen zelfs de tent onder het afdak zetten. Met een supersnelheid vliegt Jesus over het gras. Hij vangt een kip. We hebben ze gekocht voor ons avondmaal. Jesus begint het beest direct te plukken. Eigenaardig genoeg is de huid van de kip geel in plaats van blank. Samen met de eigenaar, waarvan we het spaans maar moeilijk kunnen verstaan, eten we een voortreffelijk maal aan een tafel met banken. De inwoner drinkt mee van onze rum, maar is het blijkbaar niet gewoon. Hij vertelt verhaaltjes waarvan we niets snappen.
We staan vroeg op, want we willen voor we huiswaarts keren nog even naareen meer. We varen over en wandelen nog een stukje. Uiteraard stoppen we regelmatig om te fotograferen. Een boom waarvan de schors bedekt is met doornen trekt Marc's aandacht. Hij breekt twee doornen af en zet die op zijn voorhoofd. Hij is een duivel. Voor de zoveelste keer laat Arturo Marc schrikken, maar dit keer komt er geen reactie. Arturo schiet in de lach wanneer hij de "horens" ziet. We kunnen het meer niet op, maar Arturo vindt nog een klein bootje. Terwijl we nog wat fotograferen, vangt hij vis. Een geleide groep stapt uit een grote kano. We zeggen goedendag, ze knikken terug. Eén van hen ziet geïnteresseerd naar ons fotogerief. Dit feit krijgt nog een staartje.
Manu Wildlife Center
Tijdens het dagje rust, voordat we naar Manu zouden vertrekken, hebben we nog een onprettige verrassing. De man die zo geïnteresseerd was in ons fotogerief, blijkt een bioloog te zijn die werkt voor het Tambopata- Candamo NP. Voor het fotograferen in het park heb je een speciale vergunning nodig. Wij wisten dat, maar samen met Arturo besloten we enkel een ordinair toestel aan te geven. Een dergelijke vergunning is dan niet nodig. De bioloog is spijtig genoeg navraag gaan doen. Ofwel is Arturo zijn job kwijt, ofwel betalen we een boete. De keuze is aan ons. Het is snel beslist. Arturo heeft ons onvergetelijke dagen gegeven en willen hem daarom zijn job niet laten verliezen.Het minibusje stopt op een lange rechte, niet-geasfalteerde weg. Een vrachtwagen beladen met hout zit hopeloos vast in de modder. De chauffeur gooit vanalles onder het achterwiel, maar of hij weg geraakt is, blijft een vraagteken. Het minibusje kan er langs. Puerto Maldonado is achter de rug. We zijn onderweg naar Laberinto, een dorpje aan de rivier "Madre de Dios". De ruwe rit duurt een viertal uur, maar verveelt niet. Mensen stappen in en uit, kleine nederzettingen gaan aan ons voorbij. Te Laberinto vinden we een klein hotelletje, dat juist een schilderbeurt krijgt. We reserveren voor één nacht. We lopen langs de waterkant en zoeken naar een eventueel vervoermiddel. We willen via de rivier naar het Manu Wildlife Center. Tom loopt over een plank naar een persoon die aan de "Manu Express" staat. We vragen of het mogelijk is mee te varen. We hebben geluk, er is zeer weinig vervoer naar daar. De "Manu Express" vertrekt de volgende dag naar al de lodges in de buurt van het Manu National Park om ze te bevoorraden met benzine. Als we op de tonnen willen zitten, kunnen we mee. We spreken af de volgende morgen om 6u30. We laten ons eens verwennen in een klein restaurant.
De volgende morgen staan we paraat. Halfzeven ... niemand te zien, zeven uur ... nog niemand, acht uur ... nog steeds geen beweging. We besluiten een ontbijt te nemen in een restaurantje met zicht op de boot. Daar zien we de kapitein wandelen. We roepen hem, hij komt af. "We zullen pas in de namiddag kunnen vertrekken, want de lading benzine, die gebracht wordt door een truck, is nog niet gearriveerd. We doden de tijd met een wandelingetje in een stuk bos, iets buiten het dorp. Tom en ik zien weer een paar nieuwe vogelsoorten. We halen het fotogerief en houden ons nuttig bezig. Terwijl we weer ons te goed doen aan een maaltijd, komt de kapitein met het nieuws dat de lading er is. "Maar we kunnen niet vertrekken", vervolgt hij,"want het is te laat om de papieren door de douane in orde te laten brengen." Teleurgesteld, maar niet kwaad, keren we met al onze bagage terug naar het hotelletje.
Om 5 uur 's morgens zitten we op de boot. In het schijnsel van de maan vertrekken we. De 55PK zware buitenboordmotor duwt de boot stilaan vooruit. De hemelsluizen openen zich, we doen onze poncho aan. Er is geen afdak over de boot, dus is er geen andere keus, of toch wel! Het blijkt dat onze poncho's niet echt waterdicht zijn. Een groot blauw plastieken zeil brengt de oplossing. Telkens dat het regent trekken we het zeil over ons. We zijn al een stuk onderweg. Plof, knal,... niets meer. De nagelnieuwe motor laat het afweten. De stroming duwt ons terug richting Laberinto. Met vereende krachten peddelen we naar de oever. Gelukkig zien we een paar jongeren aan de kant. We roepen ze en komen af met een peque-peque. De bestuurder van onze boot denkt dat het twee dagen gaat duren vooraleer hij een andere motor te pakken krijgt. We willen niet mee terug en stellen voor dat we hier aan de oever mogen kamperen, we hebben nog wat gevriesdroogde maaltijden en kunnen het een paar dagen volhouden. Eén van de jongeren wijst ons op een meer, niet ver weg, waar we kunnen kamperen. Als er een nieuwe motor is, kunnen ze ons weer oppikken. We laden ons gerief over in de peque-peque. Net zoals bij het Valencia meer moeten we via een kanaaltje. Een serie vogels passeren de revue. Het "Inamarillio" meer is prachtig. Jacana's lopen op de oever, reigers vliegen voor ons uit. Tropische ijsvogels wachten, zittend op een tak, op een smakelijk visje. Onze "gids" laat ons genieten. Hij brengt ons naar een hutje, waar hij woont. Een groot gezin kijkt ons met verbaasde ogen aan. Blijkbaar zijn hier nog niet veel blanken geweest. Ze lachen en nodigen ons uit om hier te kamperen. We bedanken hen vriendelijk, maar we verkiezen liever ergens alleen te staan. De "gids" doet droge kleren aan, want intussen heeft het alweer geregend. Zonder dat we het vragen, stuurt hij zijn boot langs de oever van het meer. Misschien hebben we kans om een "lobo del rio" (reuzenotter) te zien, want volgens de gids bewoont hij dit meer. We hebben weer pech, maar de omgeving is prachtig. Enkel een berg van lichte, grote stenen bederft de pret, en daar worden we heengebracht. Het is een oude goudmijn, maar het bedrijf heeft al zijn rommel laten liggen. We kamperen hier. We halen het fotogerief boven en amuseren ons in de buurt. Terwijl ik een spin aan het fotograferen ben, hoor ik geroep. Een onbekende man vraagt ons mee te komen. Blijkbaar heeft de Manu Express al een nieuwe motor en kunnen we verder. De mooie opstelling van ons kamp, moeten we terug afbreken. In de verte horen we het donderen, het wordt donker. Bliksems volgen elkaar op. Genietend van het schouwspel laten we ons vervoeren door de cargo-boot. We hopen dat het onweer niet naar ons komt. "Bereiken we vandaag nog Colorado?" vraag ik aan de kapitein. Met een verlegen grijns antwoordt hij negatief.
We kruipen de oever op. Een inwoner nodigt ons uit om naar een tamme peccari en een aapje te zien. Goudzoekers verzamelen zich rond de enkele houten huizen, waarvan één een winkeltje met allerhande nuttige benodigdheden en een ander een cafeetje met weliswaar warm bier. Op de toog staat een klein weegschaaltje. Je kan hier je pint bier met een stukje goud betalen. In het winkeltje kopen we nog wat koeken en drinken. In de nok van het dak zien we een klein aapje. De eigenares pakt het bij de arm en zwiert het op haar schouder. Met grote ogen kijkt het aapje ons aan. Met veel gekrijs springt het terug in de nok. De inwoner is al weg, wij dalen terug af naar de oever waar ons tentje opgesteld staat.
Een volledige dag op de boot, enkel onderbroken door 2 stops (één voor het ontbijt, één voor een middagmaal) brengt ons in Colorado, een goudzoekersstad. Er heerst een gezellige drukte. De smalle straatjes worden zwak verlicht, elk huisje is wel omgetoverd tot café, winkel of hotelletje. Overal wordt er TV gezien, er is een belangrijke voetbalmatch aan de gang. Een lekker maal laten we niet staan. Onze kapitein kan niet garanderen dat we morgen verder varen. Later op de avond komt hij met het voorstel dat we met een lege cargoboot kunnen meevaren, zonder dat we moeten bijleggen. We moeten wel om 5 uur 's morgens aan de boot zijn. Geen probleem, hoe sneller we weg zijn, hoe beter. We bedanken onze kapitein voor zijn voortreffelijke diensten. Het is ook de eerste keer dat hij "toeristen" meeneemt op zijn boot, een ervaring waar hij zijn engels wat kon bijschaven. De volgende morgen rond 10 uur worden we met achterdocht ontvangen door een aantal medewerkers van het Manu Wildlife Center. Ze kunnen er niet goed aan uit vanwaar we komen. Toeristen komen niet van die kant, maar vanuit Cuzco. De lodge is blijkbaar niet voorzien van een kampplaats. Ze vragen 20 dollar per persoon om te kamperen, overdreven veel vinden wij. Voor één nacht zal dat wel lukken en zonder tijdverlies gaan we op fotojacht. Ieder gaat zijn eigen weg. Hoog in de bomen hoor ik geritsel. Sluipend ga ik op het geluid af. Ik zie beweging, een bruine vacht loopt over een tak. Het is een rode brulaap. Het duurt een slordige twee uur voor ik dicht genoeg ben genaderd om een foto te kunnen trekken. Zelfs met mijn 600mm lens zitten ze nog te ver. Toch trek ik een filmpje op. Spijtig genoeg heb ik lange sluitertijden, zodat de kans op scherpe foto's klein is. Uiteindelijk hou ik 2 foto's over waar je min of meer de aap ziet opstaan. Maar niet getreurd, de aktie is zeker zo belangrijk. Het resultaat is mooi meegenomen. Na mijn tochtje keer ik terug naar de tent. Vooraleer ik aankom, moet ik nog een bruggetje over, ware het niet dat die ook momenteel wordt gebruikt door miljoenen trekmieren. Ik heb juist mijn sleffers aan, waar de beestjes gemakkelijk in kunnen. Toch waag ik me erover. Met een versneld tempo vlieg ik over de brug, stamp vervolgens mijn sleffers uit en schudt enkele bijtende mieren van mijn voeten. En of dat nog niet genoeg is, spreekt een medewerker me aan. Het is niet meer mogelijk te kamperen. De eigenaars, die in Cuzco zitten, willen ons verplichten een lodge te nemen. Voor ons willen ze het voor een vriendenprijsje van 50 dollar per persoon verhuren.(normaal 80 dollar). We willen er niet van weten en kunnen de medewerker ervan overtuigen toch te kamperen. We moeten de volgende dag wel voor 10 uur weg zijn. Om onze woede nog wat aan te wakkeren, begint het nog fel te regenen. We drinken in het cafeetje een pintje bier, maar de prijzen zijn hier astronomisch hoog. Het blijft dan ook bij één pint. het regent minder hard. We nemen onze toestellen en doen weer een nachtwandeling. Ik fotografeer een kleurrijke cicade. Iets verder zit Marc gebukt op de grond. Voorzichtig kom ik naderbij en vraag hem wat er zit. Marc begint te lachen. " Zie je dan die grote hoornkikker niet zitten", vraagt hij. Dan valt mijn oog op een bruine kikker, waarvan de helft uit een enorme muil bestaat. Buiten al de insekten, eten deze veelwraten ook kleine kikkertjes en zelfs soortgenoten. Ik laat Marc verder doen. Tom en ik speuren het oerwoud af. 3 soorten kikkers, een gecko, een grote groene wandelende tak en verschillende insekten passeren de revue. Die nacht blijft het nog een tijd regenen. Tom en ik staan vroeg op, we willen nog even op een uitkijkplatform klimmen. De honderden ijzeren treden brengen ons meer dan 40 meter hoog. We worden verrast door de 12 "rijke toeristen" die allen met een verrekijker de omgeving afspeuren naar vogels. Manu Wildlife Center is gekend om zijn honderden verschillende soorten tropische vogels. De gids die ons de dag voordien zo kwaad maakte, verzoekt ons het platform te verlaten. De "toeristen" bekijken ons alsof we een stuk vuil zijn. Nu is de maat vol. Opgefokt lopen we naar de tent, breken die op en laten ons naar een verlaten strand voeren. De bootsman wil ons hiervoor laten betalen. We weigeren, de bootsman laat het erbij. Nu is het wachten tot er een boot passeert. Is het niet vandaag, dan is het wel morgen. Enkele gevriesdroogde maaltijden houden ons nog wel in leven. Zo bakken we een omeletje als ontbijt. Ik filter nog wat water, maar het gaat steeds moelijker. De filter is aan vervanging toe, maar ik heb geen reserve bij. We hebben de filter ondertussen al enkele maanden constant gebruikt.
Van Manu naar Cusco
In de verte horen we gebrom. Het geluid van een buitenboordmotor komt naderbij. We kunnen mee met de boot. 4 amerikanen en 2 belgen (niet te geloven) hebben de boot afgehuurd voor enkele dagen. Ze zijn benieuwd naar onze verhalen. Tegen een goede snelheid arriveren we in Boca Manu, een gekend dorp vanwaar er veel jungletrips naar het Manu National Park worden georganiseerd. Er steekt een felle storm op. Het weerhoudt de bootsmannen niet om verder te gaan. Alhoewel we onder een afdak zitten, worden we kletsnat en krijgen het redelijk koud. We bereiken Shintuya de volgende dag zonder kleerscheuren. Van daaruit moeten we nog in Cuzco geraken. Volgens de "footprint" kan je van hieruit met een truck meerijden, of een "bolbo", zoals ze hier zeggen. (volvo, maar de "v" kunnen ze niet uitspreken). Eerst eten we iets in een piepklein restaurantje. Shintuya stelt trouwens niet veel voor. Er zijn aan de rivier enkele kraampjes en café-restaurantjes. Het dorp zelf is rustig zonder enig teken van toerisme. Deze dag vertrekt er geen truck meer, maar de volgende morgen kunnen we mee. We vragen aan de pastoor, die we aan het schooltje vinden, of we onze tent ergens mogen zetten. "Overal waar er een plaatsje is", zegt hij vriendelijk. We kopen broodjes, eieren, ui en tomaten. Een grasveldje aan een zijriviertje spreekt ons aan. We zijn iets uit het dorp en kunnen genieten van de rust. We maken er een gezellige avond van. Het valt me wel op dat het wat frisser is, tenslotte zitten we al weer wat hoger. De zoektocht naar kikkertjes levert één exemplaar op, maar kan niet gefotografeerd worden, hij zit te hoog in de bomen. Wel maken ze veel lawaai. Met volle moed stappen we de volgende morgen naar de truckchauffeur. We verstaan hem niet goed. Iets later zien we hem vertrekken zonder ons. Het humeur daalt in onze schoenen. We weten niet waarom we niet mee mogen. Een andere truck is niet meer te bespeuren. We vragen het nog aan een passerende jeep, maar neemt niemand meer mee. Tot onze verbazing zien we de truck terugrijden naar de rivier. Het blijkt dat hij een aantal mensen is gaan halen in de buurt, die de zware balken mee kunnen inladen. Uiteindelijk vertrekken we wanneer het weer donker is. We zetten ons op de lading en genieten van de korte rit in het donker. In een volgend dorp wordt er een zeil over de truck gespannen, wij slapen eronder. De volgende morgen is het wachten tot we toelating krijgen om te vertrekken. We genieten dan maar even van de omgeving. Beboste heuvels geven een subliem panorama.Het startsein wordt gegeven. Met veel lawaai geraakt de truck in beweging. De omgeving is adembenemend mooi. De weg is in niet al te beste staat. Het stuk waar we de rivier moeten oversteken, is haast niet te volgen. De chauffeur moet er zijn weg wel kennen. Aan een dorpje stoppen we even. We zullen hier een half uur blijven staan. We maken van de gelegenheid gebruik om ons ontbijt te prepareren. Een lekker roerei kan er wel in. Marc neemt zijn colemanvuurtje, zet het aan en kluts de eieren. Met een schok vertrekt de truck ; blijkbaar hebben we het niet goed begrepen. Marc bakt de eieren zo goed hij kan. Met veel gemors eten we een lekker broodje ei. Voor ons middagmaal zetten we ons in een restaurantje. We hebben alle tijd want er is iets mis met het linkerachterwiel. Na een drietal uur rijden we verder. Heel de nacht door wordt er verder gereden. Langzaam aan rijden we de Andes op. Telkens wanneer de truck stopt, maak ik van de gelegenheid gebruik om mijn gevoeg te doen. In het midden van de nacht bereiken we een stadje, waar de douane een oogje dichtknijpt. We drinken een tas koffie. We hebben nog niet veel kunnen slapen op de wiegelende truck. Uiteindelijk arriveren we om 6 uur 's morgens in Cuzco. Na een aantal hotels af te gaan, kiezen we voor het hoger gelegen "Kuntur Wasi" hotel. We profiteren van een welkome douche. Het is druk in Cuzco. Het is ondertussen al de achtste juli, het toeristisch seizoen is begonnen. We kopen ticketjes voor de bus naar Chivay via punto callalli, zodat we niet langs Arequipa moeten. Voor de rest houden we ons wat bezig met souveniertjes kopen en terrasjes doen.
Cruz Del Condor
Ik sta tegen de muur van een busstation. De donzen slaapzak wordt gebruikt als jas. We zijn zojuist aangekomen aan "punto callalli", de splitsing waar je ofwel naar Arequipa ofwel naar Chivay kan gaan. Het is vier uur 's morgens en het vriest acht graden celcius. Samen met een aantal peruanen wachten we op een bus naar Chivay. Het is pikdonker. Aan de zijweg zien we een bus stoppen, de peruanen rennen er naar toe ; te laat, de bus rijdt door. Eer we beseffen dat het de bus naar Chivay is, is die reeds weer verdwenen. We willen niet meer wachten in deze vrieskoude en besluiten al te wandelen. We krijgen het terug wat warm. Stilaan wordt het licht. We worden verwelkomd door een prachtig gebied. De kale, bergachtige omgeving wordt bedekt met een dun laagje ijs. Een rivier stroomt door het brede dal. We zien in de verte een aantal tentjes staan. Blijkbaar van avontuurlijke toeristen, want een omgebouwde truck staat er naast. In een dorpje vragen we aan een groepje mensen of er nog een bus komt. Zij staan er op te wachten, dus geen probleem. We stappen rustig verder, genietend van de omgeving. Een collectivo komt aangereden. We houden hem tegen. Met veel moeite geraken we er nog bij. Iedereen is dik ingepakt, de dekens liggen over hen. De mensen gaan naar hun werk te Chivay. Meer dan een uur gebukt rechtstaan is niet zo comfortabel. Toch val ik regelmatig in slaap. Maar dat duurt nooit lang. Ik stomp tegen één van de passagiers. Eens goed slapen zou geen kwaad kunnen. Op het pleintje in Chivay halen we terug herinneringen op van een aantal maanden geleden. Hier zijn we onze bergtochten gestart. We laten wat bagage in een hotelletje en nemen weer diezelfde amerikaanse bak naar cruz del condor. Nu kunnen we ons bezighouden met het fotograferen van de condor alsook andere dieren. Achter een heuveltje zie ik een redelijk grote kolibri vliegen. Hij landt telkens op dezelfde plant. Voorzichtig nader ik en wacht tot hij op de plant gaat zitten. Mijn geduld wordt beloond. De kolibri blijft zelfs een tijdje zitten. Terwijl ik daar sta, springen een paar vizcacha's van de ene naar de andere rots. Het zijn knaagdieren die lijken op een konijn, maar dan wel met een krulstaart. De benadering duurt ook wel een tijdje, maar dat maakt de natuurfotografie juist zo interessant. Het gaat niet allemaal vanzelf. Je moet er iets voor doen. De natuur heb je niet altijd in de hand. Stilaan wennen de dieren aan mijn aanwezigheid. Toch ben ik blij dat ik een goede telelens heb. Er is ook wat licht in deze open omgeving. Ik stop de poging wanneer ik merk dat de dieren te veel gestoord worden. De natuur primeert, niet de foto. We kamperen terug op dezelfde plaats dan een paar maanden terug. Wat me ook opvalt is dat de omgeving veel droger is dan voordien. Het droge seizoen is blijkbaar al even bezig. De volgende morgen hebben we geluk. Het is open hemel, er staat geen zuchtje wind. We installeren ons aan de rand van de afgrond. Terwijl Marc zich iets verder zet, blijven Tom en ik dichtbij het kruis. Stilletjes aan komen de bussen met toeristen aan. De condors zweven op de thermiek naar boven. Regelmatig passeren ze ons vlakbij. Tom geniet van een enorme condor die juist boven zijn hoofd een bocht maakt. Een jonge condor remt af, klappert met zijn vleugels en zet zich op een rots, op nog geen 10 meter van de dichtsbijziende toerist. Tom en ik staan op de ideale positie om foto's te trekken. Daarbij strekt de vogel zijn vleugels nog even uit. Een wonderbaarlijk schouwspel, zomaar meemaken in volle natuur. Al de toeristen willen met hun compacttoestelletje natuurlijk ook een foto trekken. De massa komt dichterbij met als gevolg dat de condor gaat vliegen. Om niet van verstoring te spreken. Zowel Tom, Marc als ik schieten nog een aantal films op tot de condors te hoog zijn. Terwijl de busjes één voor één terug wegrijden, blijven we nog even om nog andere dieren te fotograferen. Niet ver van onze kampplaats had ik voordien al een aantal keer een hagedis opgemerkt. Ik ga er heen en heb geluk. Met veel geduld nader ik het dier. Hij ziet me wel, maar blijft zitten. Toch voelt hij zich bedreigd, want hij schudt met zijn kop op en neer. Ik neem een paar foto's en laat het beestje met rust. Ik zoek een goede schuilplaats van waaruit ik wat kleinere vogels kan fotograferen. Er vliegen in de buurt gorsen, parkieten, kolibri's, soort mussen met een lange staart en mini-duifjes rond. Niet alleen de vogels vliegen daar rond, ook een soort bromvlieg laat zich horen. Het is wel irriterend, maar gelukkig steekt dit insekt niet. Het dier, groter dan een hommel, komt wel het zweet op je lichaam opzuigen. Geduldig wacht ik op de vogels. Een paar uur later keer ik tevreden terug. We verzamelen ons aan het kruis. Ik spreek een chauffeur van een minibus aan en vraag of we kunnen meerijden. Enkele blanke toeristen hebben het busje afgehuurd, ze willen ons niet meenemen. Tom stapt naar een juist gearriveerd, leeg minibusje. De chauffeur wil ons meenemen. Daarbij hebben we nog geluk. Hij rijdt helemaal naar Arequipa en we kunnen helemaal mee. Eerst nog even de rest van de bagage ophalen en wat koekjes en drinken kopen in Chivay, om direct daarna verder te rijden. De rit is prachtig. Het uitgestrekte, droge en kale landschap kunnen we vanuit ons luxe-busje bewonderen. Op de hoogste pas van de rit stoppen we even. Honderden steenmannetjes verwelkomen ons. Tegen de avond zijn we in Arequipa.Paracas Nationaal Park
In Arequipa nemen we vanuit het centrale busstation de bus naar Pisco, een 1000 km verder. We dalen eerst af naar de kust om die vervolgens noordwaarts te volgen. De trans-america-weg slingert door de woestijn. We passeren armoedige dorpjes, maar vooral kilometers zand en duinen. De steile kust brokkelt zienderogen af. Tegen de avond stopt de bus zodat we een maaltijd kunnen nemen. Maar eerst even de wc opzoeken. De harde wind houdt me tegen om even de benen te strekken. Een goed half uur later zijn we weer op weg. Om twee uur 's nachts, veertien uur later, stappen we uit de bus. Een taxi brengt ons naar een hotel in Pisco. Veel hotels zijn volzet, zodat we geen keuze hebben. Voor een zeer korte nacht betalen we elks 135 sol. Gelukkig heb ik kunnen genieten van een warme douche.Een busje brengt ons naar Paracas, een dorpje aan de kust. Van hieruit kan je naar de eilandjes voor de kust en naar het nationaal park. Boven één van de restaurantjes huren we voor vier nachten een kamer. Elke avond nemen we een lekker maal in het restaurant. Van hieruit doen we daguitstappen. De bagage blijft veilig in de kamer.
We rijden mee met een taxi naar het Paracas Nationaal Park. We maken de chauffeur duidelijk dat we ons de hele dag hier willen bezighouden. Als hij het niet erg vindt, mag hij ons die avond om halfzes komen halen. We blijven aan de baai. Chileense flamingo's staan in het water. Het eerste onderwerp is gevonden. Spijtig genoeg is het mistig. We naderen voorzichtig. Een bord waarschuwt ons dat we de dieren in het park niet mogen storen. Wij houden er sowieso rekening mee, maar de meeste toeristen moeten er op gewezen worden. Na een paar foto's hou ik het voor bekeken. Ik zoek een andere plaats op. Een wandeling naar de andere kant van de baai brengt me op een goede plaats. Ondertussen is de mist weggetrokken, de zon krijgt terug kans. Ik zet me in het zand, duw de poten van het statief in de grond en wacht af. De eerste vogel die zich aanmeldt, is een strandloper die voor mij foerageert. Hij ziet me wel, maar stoort zich niet aan mij. Toch komt hij niet dichtbij. Ik wacht af tot hij eens zijn vleugels strekt, of een andere beweging doet. Ook verschillende soorten meeuwen zoals de grijskopmeeuw en de "blackbanded gull" vliegen voorbij. Een regenwulp en een "oystercatcher" passeren maar heel even. Een kleine reiger wordt aangevallen door een meeuw, die met zijn buit wegvliegt. Alhoewel de zon schijnt, koel je door de harde, koude wind sterk af. Na een drietal uur hou ik het op deze schitterende plaats voor bekeken. Ik wandel een duin op, fotografeer een skelet van een krab en bemerk Marc aan de andere kant. Hij benadert een groep schaarbekken. Niet zo evident, want telkens wanneer hij zich verplaatst, vliegt een donkere massa de lucht in. Ik laat hem rustig verder doen. Een lege schelp trekt de aandacht. Een meeuw heeft weer wat voedsel binnen. De dag geraakt gemakkelijk gevuld. De taxichauffeur heeft zich aan zijn woord gehouden en arriveert, iets te laat weliswaar. In het restaurant doen we ons te goed aan een lekkere visschotel met daarbij een lekker wijntje. We vieren Tom's verjaardag. We leggen ook een trip vast naar "Islas Ballestas".
De taxichauffeur staat ons al op te wachten. We gaan weer naar het park, maar dit keer naar de steile kust. Volgens de 'footprint' kan je van daaruit zeeleeuwen zien. De taxichauffeur rijdt terug weg. Marc zet zijn statief en trekt een aantal kalkoengieren. Ik neem mijn fotogerief en ga op weg. Ik heb niet veel zin om te fotograferen en maak een wandeling langs de steile klippen. Afdalen is uit den boze. Golven spatten hoog op tegen de rotsen. Ik geniet van de stilte en de rust. Af en toe vliegen er pelikanen, humboldt genten, kalkoengieren, aalscholvers, inca-sterns en meeuwen voorbij. In een ruwe baai bemerk ik zeeleeuwen. Regelmatig worden ze overspoeld door hoge golven. Het is blijkbaar een leuk spelletje. Aan een enorm grote, verlaten baai, zet ik me neer. Ik geniet ervan. De dag is snel om. We wandelen al een stukje terug. De taxichauffeur pikt ons op.
Het tochtje met de speedboot is goed voor één keer. Tegen een razend tempo vliegen we over het water naar de eilandjes. Samen met nog een 20-tal andere toeristen gaan we naar de zeeleeuwen en vogels kijken. Het is niet gezellig om vanuit een wiebelende boot foto's te trekken. Daarbij gaat iedereen rechtstaan om beter te zien. Op de meeste foto's staan dan ook veel storende elementen. Het is wel de moeite om de dieren in deze ruwe omgeving te zien, maar toch . Na een paar uur staan we al terug op de aanlegsteiger. Marc en Tom worden aangesproken door een visser. "Was het goed", vraagt hij. We vonden van wel, alleen kan je er onmogelijk goede foto's maken. De visser weet de oplossing. Hij brengt ons naar een eilandje dat niet bij het nationaal park hoort. Daar kan je een hele dag fotograferen. We spreken de volgende morgen om halfvijf af. Stilaan verschijnt de zon aan de horizon. De welbekende mist daagt deze keer niet op.
Het belooft een goede dag te worden. Na een twee uur varen, horen we de zeeleeuwen. Honderden dieren spelen in het water. Terwijl ik van het schouwspel geniet, maken Tom en Marc al wat foto's. Groepjes zeeleeuwen springen uit het water, mannetjes houden hun harem in het oog. De stevige branding maakt het uitstappen niet zo gemakkelijk. De vissers helpen ons een handje om vervolgens het ruime sop te kiezen. Ondertussen amuseren we ons met uiteraard fotograferen. Eerst worden we geconfronteerd met een strand vol skeletten. Het zijn vooral jonge exemplaren die door grote en zware mannetjes worden platgedrukt. Een jong van een ander mannetje verdient niet te leven. Nog niet lang geleden is een mannetjes-zeeleeuw gestorven. Het lijf is helemaal opgezwollen. Een aantal kalkoengieren komen grote kuis houden. Nadat we ons op een goede plaats gezet hebben, wachten we op de terugkeer van de gieren. Eén voor één keren ze terug. Er is sterke concurrentie onderling. Ieder wil zoveel mogelijk van het vlees opeten. Het is prachtig om de dieren zo bezig te zien, zonder dat ze zich aan ons storen. Een mannetjeszeeleeuw verleidt een vrouwtje. Samen liggen ze ver verwijderd van de anderen. Tom en ik houden het koppel in de gaten. Gelegen op de buik kruip ik langzaam dichterbij. Telkens neem ik een paar foto's. Wanneer ik de dieren beeldvullend heb, blijf ik rustig liggen. Ik wacht tot er iets gebeurd. De dieren hebben blijkbaar geen haast, want de meeste tijd leggen ze zich te ruste. Toch heb ik na drie uur een aantal foto's kunnen nemen. Ook Tom heeft zich een tijd kunnen bezighouden. Marc is verder de kust afgegaan en heeft inca-sterns kunnen fotograferen. De vissers roepen ons. Het is nog maar twee uur, maar de wind steekt op. Ze verwachten storm en met een klein vissersbootje kan het wel eens fataal aflopen. Witte kopjes sieren de zee. De boot klapt met geweld tegen de golven. Voor de veiligheid trekken we onze reddingsvesten aan. De aanlegsteiger is in zicht. We halen het. De laatste dag fotograferen zit er op.